Onderstaand artikel is gepubliceerd in Archief 2021-1, Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.
Inhoudsopgave:
Inleiding
Dagboek (nog niet toegevoegd)
Bijlage I: parenteel Van Teylingen-de Mey (fragment)
Bijlage II: parenteel Anthonia Catharina de Bruijn (fragment)
Arnout Jacob van Teylingen, Oeffelt 24 maart 1813 - Oost- en West-Souburg 12 juni 1857.
Foto ca. 1855 (Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen, nr 25297).
Stoffe van Dankbaarheid:
Dagboekaantekeningen (1845-1854) van Arnout Jacob van Teylingen
HENDRIK STRUIK
[verschenen in Archief 2021 – I, Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middelburg 2021]
Het hier gepubliceerde dagboekje geeft ons een beeld, met een - om zo te zeggen - fijn penseel geschilderd, van het leven op Walcheren tussen 1845 en 1855. De auteur, Arnout Jacob van Teylingen (1813-1857), behoorde tot de meer welgestelde inwoners van het eiland. Hij bekleedde diverse overheids- en bestuursfuncties. Het dagboek gaat echter vooral over zijn privéleven, dat zich 's winters afspeelde in de stad Middelburg en 's zomers op het buitenverblijf in Oost-Souburg. Het geeft inzicht in het familieleven van de auteur in brede zin, de vele ziekten die hij en zijn naaste 'betrekkingen' (familieleden) ondervonden of die hen bedreigden, de effecten van wisselende (extreme) weersomstandigheden op het dagelijks leven en de landbouw. Daarnaast biedt het met enige regelmaat een blik over de grenzen van Zeeland aan de hand van ondernomen reizen of gebeurtenissen in Nederland en de wereld. Een telkens terugkerend thema is daarbij een onwrikbaar en berustend vertrouwen in de leiding van de 'Hemelsche Vader; en het besef hoezeer het leven en wat daarin voorvalt de auteur 'stoffe van dankbaarheid' biedt. Het dagboek leert ons Arnout Jacob van Teylingen kennen als een vroom en gevoelig man, een family man, met een (soms meer dan) uitvoerige aandacht voor kwalen en zijn eigen (zwakke) gezondheid in het bijzonder, die hij overigens steeds vergezeld doet gaan van enerzijds optimistische verwachtingen en anderzijds aanvaarding ervan als uitingen van Gods wil.
Ook de meteorologische omstandigheden ('het weder') en de effecten daarvan voor land- en tuinbouw krijgen zijn uitvoerige aandacht, waarbij moet worden bedacht dat deze voor hem ook beroepshalve van belang waren, gezien zijn ambt van rentmeester van de Kroondomeinen in Walcheren. Over zijn werk vernemen we in het dagboek weinig; wel zijn er af en toe beschouwingen over de nationale en internationale politiek.
Aanleiding
Bij gelegenheid van de overbrenging van het familiearchief Van Schelven naar het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (HDC) in Amsterdam trof ik een opschrijfboekje met deze 'Aanteekening van merkwaardige voorvallen, mij en mijn huisgezin betreffende; genoteerd door Arnout Jacob van Teylingen. Arnout Jacob van Teylingen (hierna ook: AJvT) was de grootvader van moederskant van mijn grootvader van moederskant, Arnout Jacob van Schelven (1882-1932). Eerst bladerend, later lezend, raakte ik nieuwsgierig in hoeverre uit dit dagboek, ofschoon geschreven in een voor ons formeel aandoende taal en in een lang voorbije tijd, toch een levende persoon en een meer ingekleurd beeld van die tijd dichterbij gehaald konden worden. Al lezend en transcriberend besloot ik die zoektocht voor mijzelf en de eventuele lezer iets makkelijker, of soms alleen maar aangenamer, te maken door de tekst te voorzien van voetnoten of illustraties.
Voor een beter begrip van AJvT's zogenoemde 'betrekkingen' voeg ik als bij lagen twee genealogische overzichten toe, die ik deels kon ontlenen aan gepubliceerde genealogieën1 en aanvulde met voor dit doel verzamelde gegevens, alsmede een tabel die de verknooptheid van die familiebetrekkingen illustreert.
Geen Zeeuwse roots, wel Zeeuwse bloei
De wieg van AJvT stond niet in Zeeland. Hij stamde uit een Rotterdamse regentenfamilie, en zijn directe voorouders woonden in 's-Hertogenbosch. Zijn verbondenheid met Zeeland ontstond vanaf 1840, toen hij na zijn vertrek uit de Marine zijn eerste aanstelling in Zeeland aanvaardde, en door zijn beide huwelijken achtereenvolgens in de Zeeuwse regentenfamilies Van Doorn en Becius. Bij het ontstaan van deze band met Zeeland zal vermoedelijk zijn oom Jhr. Mr. Diederik Gregorius van Teylingen (1782-1862) een rol gespeeld hebben. Deze woonde sinds 1818 in Middelburg2 en trouwde in 1826 met Magdalena Becius (1797-1857), dochter van Johan Assuerus Becius, raad en schepen van Middelburg en burgemeester van Oost-Souburg, en Anna Erkenraad Snouck Hurgronje. Een nichtje van diens vrouw werd in 1840 de eerste vrouw van AJvT, en een ander nichtje in 1845 zijn tweede vrouw. We mogen aannemen dat ook de aanstelling van AJvT (eveneens in 1840) als Ontvanger der Rijksbelastingen in Zeeuws-Vlaanderen begunstigd of althans gesuggereerd zal zijn door oom D.G. van Teylingen, die zelf sinds 1825 een hoge functie bij de belastingdienst in Zeeland bekleedde.3
AJvT kreeg uit zijn beide huwelijken vier kinderen. Zijn zoon Jhr. Cornelis Jacob Jan Arnout van Teylingen (1842-1920) werd burgemeester van Nieuw- en St. Joosland en van Ritthem en was lid van Provinciale Staten en Gedeputeerde van Zeeland, terwijl ook vier kleinzoons in Zeeland woonden en werkten als lid van
1 Waarvan allereerst moet worden genoemd C.E.G. ten Houten de Lange, Familiefonds Hur gronje 1767-1992, Middelburg 1992, en verderhoofdzakelijk Nederlands Adelsboek en Neder lands Patriciaat.
2 Op 30 maart 1818 werd hij door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Middelburg beëdigd als inspecteur der Registratie met standplaats Middelburg; Zeeuws Archief, inv. nr. 701-1037, volgnr. 224. Na zijn huwelijk wordt hij in 1826 vermeld als wonend in de LangeNoordstraat (Middelburgsche Naamwijzer of Jaarboekje voor de stad Middelburg, Middelburg 1826, p. 22), en daarna (vanaf 1827) in deWagenaarstraat (Middelburgsche Courant, 31 juli 1827).
3 Hij was sedert 1825 Provinciaal Inspecteur voor Zeeland van de dienst der Registraties (Mid delburgsche Naamwijzer of Jaarboekjevoor de stad Middelburg, editie 1826 en editie 1839).
Provinciale Staten,4 burgemeester van Oostkapelle en van Serooskerke,5 commissionair in effecten te Middelburg6 en predikant te Vlissingen.7
Achtergrond en familie
De familie Van Teylingen was een regentengeslacht, waarvan telgen vanaf ca. 1550 tot ver in de negentiende eeuwin Rotterdam ambten bekleedden in en rond het stadsbestuur. De overgrootvader van AJvT, Diederik Gregorius van Teylingen (1720-1775), vestigde zich echter in 's-Hertogenbosch, waar hij lid van de raad en (president-)schepen werd en ontvanger der Convoyen en Licenten. Reeds op zijn negentiende jaar moet hij in Den Bosch beland zijn, want op 25 juli 1739 werd hij genoteerd als (reformatorisch) kandidaat-lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap aldaar, en in 1742 of 1744 toegelaten als Broeder.8 Waarom Diederik Gregorius van Teylingen uit Rotterdam vertrok om zich in 's-Hertogenbosch te vestigen is niet bekend. Dit opmerkelijke feit is overigens op welsprekende wijze bezongen in een 'Bruiloftzang' die moet zijn gedrukt ter gelegenheid van zijn huwelijk met Cornelia Leers in 1746.9 Het gedicht is te fraai om er niet iets meer van weer te geven. In vierentwintig vijfregelige coupletten wordt verbeeld hoe de oude riviergod van Rotterdam ('de gryze Maesgodt') zich begeeft naar Den Bosch aan de Dieze om te zien hoe Van Teylingen daar zijn geluk vindt:
Maer hoe! wy zien den watergodt
Langs Wael en Merwe trekken,
Voorby het Loevesteinsche slot,
Om aen den Dies uw heilryk lot,
o D I DE R I K! te ontdekken.
4 Jhr. George Johan van Teylingen (1867-1947) en Willem Zyphrid, genoemd in de volgende noot.
5 Jhr. Willem Zyphrid van Teylingen (1871-1948).
6 Jhr. Arnout Anthon van Teylingen (1866-1920), kantoor Zip & Van Teylingen. Hij was tevens vice-consul van Rusland.
7 Dr. Aart Arnout van Schelven (1880-1954), later hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universi teit te Amsterdam.
8 Lucas C.G.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap. Biografie van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch, Zutphen: Walburg Pers, 2012.
9 Bruiloftzang voor den we/edelen gestrengen heer Mr. Diderik Gregorius van Teylingen (...) en de we/geborene jonkvrouwe CorneliaLeers, gedrukt (verm.) 1746, op https:/ /books.google.
nl (gezien 14 februari 2021). Het betreft een dichtwerk van literaire kwaliteit, bestaand uit 24 coupletten van vijf regels (pentastichon),waaronder de naam Joachim Oudaen staat vermeld. Joachim Oudaen was een betrekkelijk bekende Hollandse dichter, wonend in Rotterdam; maar deze leefde van 1628 tot 1692, dus hij kan deze zang voor de bruiloft van 1746 niet geschreven hebben. Het gedicht, dat zeer persoonlijk en niet zonder humor op Diederik Gregorius van Teylingen en Cornelia Leers is toegeschreven, is vermoedelijk een pastiche op de (Vondeliaanse) stijl van Oudaen, van de hand van een nabije verwant of bekende van het bruidspaar.
Diederik Gregorius van Teylingen (1720-1775) en zijn vrouw Cornelia Leers (1725-1800), overgrootouders van AJvT. D.G. van Teylingen vertrok op jonge leeftijd uit de vaderstad Rotterdam naar 's-Hertogenbosch, welke stad hij heeft gediend als lid van de stadsraad en president-schepen (Pentekening Dionijs van Nijmegen, Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam).
Het gedicht, na uitvoerige beschouwingen over 's bruidegoms geluk ('Daer gy verdienden prys behaelt, In 't worstelperk der liefde'), eindigt ermee om hem in te prenten:
Gaet, kweekt en koestert uwe vlam,
Die 't heil vermeenigvuldig':
Gy zyt aen uw' beroemden stamm'
En 't handeldryvend Rotterdam
Een reeks van telgen schuldig.
Die reeks van telgen is er gekomen, maar zij belandden niet in Rotterdam. De tweede zoon, Mr. Arnout van Teylingen (1751-1802), ging in het spoor van zijn vader en was ook raad en schepen van Den Bosch en ontvanger der Convoyen en Licenten. Deze had twee zoons: Jacob Jan, de vader van AJvT, en Diederik Gregorius, die wij als 'Oom van Teylingen' tegenkomen in het dagboek. Beide zoons werden geboren in 's-Hertogenbosch maar zouden allebei hun leven en carrière elders zoeken.
Jacob Jan van Teylingen (1780-1822) werd, geheel in achttiende-eeuwse regentenstijl, reeds als jongen van dertien in 1793 benoemd tot koster van de Kruisbroederkerk in Den Bosch. Dergelijke sinecures voor regentenzoontjes waren in de Nederlanden gebruikelijk geworden voor leden van de oligarchie van stadsbestuurders, die naast hun bestuursfuncties allerlei lucratieve nevenbetrekkingen toedeelden aan elkaar en hun minderjarige kinderen.10 Van de opbrengst werd dan een plaatsvervanger aangesteld die tegen een vaste vergoeding de functie vervulde. Jacob Jan van Teylingen treffen wij vervolgens aan in Ravenstein, waar hij in 1810 trouwde met Anthonia Catharina de Bruijn (1790-1882).
Anthonia Cornelia de Bruijn, de moeder van AJvT, op hoge leeftijd. Zij heeft haar zoon 25 jaar overleefd.
10 Vgl. J.E. Elias, Geschiedenis van het Amsterdamsche Regentenpatriciaat, Amsterdam 1923, 202.
Zij was geboren in Zwolle, als jongste dochter van de infanterie-officier kapitein Hermanus Franciscus de Bruijn en Antonia Catharina van Sypesteijn. Jacob Jan wordt in 1811 vermeld als adjoint-maire (adjunct-burgemeester) van Ravenstein. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren. Twee daarvan werden geboren in Ravenstein: een levenloos geboren dochter (1810)en AJvT's zuster Cateau (1820), AJvT in Oeffelt (1813) en zijn broer Hermanus Franciscus Antonius in Venebrugge (Stad Hardenberg) in Overijssel (1817).
Het zal de lezer wellicht opvallen dat sommige telgen Van Teylingen het adellijk predicaat 'jonkheer' voerden en andere niet. Dit wordt verklaard doordat in de negentiende eeuw op drie verschillende tijdstippen drie verschillende takken van de familie in de adelstand zijn verheven. Vóór het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 golden de Van Teylingens niet als adellijk. Tegen het eind van de achttiende eeuw was sprake van twee takken, de zogeheten oudste tak en jongste tak. Telgen van de jongste tak bleven langer gevestigd in (het stadsbestuur van) Rotterdam, en uit deze tak (ook wel de tak-Kamerik genoemd) werd in 1815 Mr. Diederik Gregorius van Teylingen (1752-1837) verheven in de Nederlandse adel; deze tak stierf uit in 1900. De oudste tak, waartoe AJvT behoorde, werd de Zeeuwse tak. Daarvan werd in 1836 zijn reeds genoemde oom Mr Diederik Gregorius van Teylingen verheven; diens tak stierf uit in1993.11 Tenslotte werd in 1897 de tweede zoon van AJvT, Cornelis Jacob Jan Arnout (Arnout) van Teylingen, verheven; deze tak stierf uit in 1971.
Eerste jaren
Arnout Jacob van Teylingen werd geboren te Oeffelt op 24 maart 1813. Oeffelt (Noord-Brabant) is een dorp aan de Maas, circa 20 km stroomopwaarts van de stad Ravenstein. Dat de ouders van AJvT in 1813 in Oeffelt wonen en niet meer in Ravenstein, blijkt uit het feit dat AJvT daar op 30 maart 1813 gedoopt is, en niet in de kerk maar in het huis van zijn oudersin 'Uffelt; zoals de predikant van Boxmeer in het doopboek noteerde. Waarom zij uit Ravenstein naar Oeffelt verhuisden kon ik niet vaststellen. Vier jaar later is het gezin verhuisd naar Venebrugge bij Hardenberg in Overijssel; dereden voor die verhuizing blijkt uit het feit dat Jacob Jan daar in 1817 bij de doop van zijn tweede zoon wordt vermeld als commies 2e klasse der Convoyen en Licenten: een lagere rang bij de belastingdienst betreffende de
11 Met het overlijden van Jhr. Diederik Gregorius van Teylingen te Oldenzaal op 6 november
1993 (blijkens een advertentie in de collectie Familieadvertenties van het CBG in Den Haag).
in- en uitvoerrechten. In augustus 1820 wordt het vierde kind weer geboren en gedoopt in Ravenstein. Nog in datzelfde jaar verhuist het gezin naar het Gelderse Vorden. Jacob Jan van Teylingen werkt dan niet meer en geeft op dat hij 'rentenier' is.Van die status zal hij maar kort genieten, want hij overlijdt in Vorden op 12 mei 1822. Arnout Jacob, dan 9 jaar oud, blijft achter met zijn moeder en zijn jongere broertje en zusje van 5 en 1 jaar. Tot toeziend voogd wordt benoemd Ds. P.A.C. Hugenholtz, predikant te Vorden en 'goede vriend en nabuur' van het gezin.12 Vijf jaar later, nog geen maand na zijn veertiende verjaardag, wordt Arnout Jacob naar Vlissingen gestuurd, om te worden opgeleid tot marine-officier.
Marinetijd
Op 16 april 1827 wordt AJvT als 'buitengewoon adelborst' geplaatst op het fregat Zr.Ms. Euridice.13 De Euridice was gebouwd in 1801 en in 1803 in gebruik genomen als instructieschip voor adelborsten van de Bataafse Republiek. In 1827 lag zij in Vlissingen en deed zij tevens dienst als wachtschip. In 1828 werd voor de opleiding van adelborsten een instituut voor de Koninklijke Zeemacht opgericht, voorloper van het latere K.I.M. Het instituut werd gevestigd in Medemblik en opende op 1 juni 1829 zijn deuren voor de eerste lessen.
Het instituut voor de Koninklijke Zeemacht te Medemblik, geopend in1829, waarop AJvT in dat jaar werd geplaatst in de allereerste klas van op te leiden adelborsten (aquarel 1845 door Ltz 2' kl. L.F. Geill).
12 Akte Vrederechter te Vorden dd. 10 aug 1822, Gelders Archief, toegang nr. 0232 (Rechterlijk Archief 1811-1832), inv.nr. 2048 (jaar 1822).
13 Plaatsingen en benoemingen van AJvT in zijn marine-tijd ontleend aan de Marine Stamboeken Officieren, Nationaal Archief, toegang nr. 2.12.14, inv.nr. 27 (1751).
AJvT werd met ingang van die dag geplaatst op dit instituut, en behoorde dus tot de allereerste jaargang van de daar opgeleide marine-officieren. De opleiding te Medemblik was niet alleen gericht op de voor het zeemanschap benodigde kennis en vaardigheden (zoals wiskundige en natuurkundige wetenschappen, zeevaart kunde en artillerie) maar ook op algemenere vakken zoals geschiedenis (maritieme maar ook die van kunst en wetenschappen), aardrijkskunde, Nederlandse taal en letterkunde, buitenlandse talen (Frans, Engels, Duits, Italiaans), burgerlijke en militaire wetten, godsdienst en zedekunde, tekenen en gymnastiek.
Op 1 maart 1830 wordt AJvT, nu adelborst 1e klasse, weer geplaatst op de Euridice, tegen een traktement van f 300 's jaars. Het fregat was 'bestemd naar de Middellandsche Zee' en de kapitein, J.E. Lewe van Aduard, was per 1 juni1830 benoemd tot bevelhebber over de Oostelijke Divisie van het Nederlandse smaldeel in de Middellandse Zee. Kapitein Lewe had de afvaart bepaald op 8 juni, maar het schip raakte 'op de Goede-Rhede' aan de grond en kwam eind juni in Vlissingen.14 AJvT loopt de tocht naar mediterrane streken mis, want op 31 augustus 1830 wordt het vertrek vooralsnog afgeblazen en zeilt het schip 'ter versterking naar Antwerpen; in verband met het conflict met zuidelijk Nederland dat zou leiden tot de onafhankelijkheid van België. Op 10 september maakt het schip deel uit van een eskader dat de Schelde opvaart richting Antwerpen.15 Op 27 oktober 1830 ligt Zr.Ms. fregat Euridice met zeven andere Nederlandse marineschepen op de Schelde voor Antwerpen, als de Nederlandse commandant van Antwerpen, generaal Chassé, vanuit diens benarde positie in de citadel van de stad bevel geeft om de door de opstandelingen overgenomen stad te bombarderen. De beschie ting gaat onafgebroken voort van half vier 's middagstot 's avonds elf uur en richt met granaten van twaalf en achttien kilo in de stad een enorme ravage aan.
Er vallen tientallen burgerdoden. AJvT, toen zeventien jaar oud, moet als jongste officier op het fregat deze beschieting intensief hebben beleefd.
Na de schok van het bombardement werden de vijandelijkheden met België gestaakt; het eskader bleef actiefvoor het blokkeren van de Schelde.
14 Aantekeningen op Scheepsrol Zr.Ms. Euridice, Nationaal Archief, toegang 2.12.14, inv.nr. 264. Merkwaardig is dat op de website http://vestinghellevoetsluis.nl, in het gedeelte euridice-le vensloop-van-een-schip (gezien 14 februari 2021), wordt vermeld dat de Euridice wèl vertrok ken zou zijn (in april 1830) naar de Middellandse Zee. Zij zou op 1 juni 1830 zijn aangekomen in Smyrna (Izmir, Turkije), op 1augustus de thuisreis hebben aanvaard en op 15 augustus te Vlissingen zijn aangekomen.
15 Gebeurtenissen Belgische campagnes ontleend aan Rolf Falter, 1830. De scheiding van Neder land, België en Luxemburg, Tielt: Lannoo, 2005.
AJvT was als adelborst aan boord van
het fregat Zr.Ms. Euridice tijdens het bombardement van Antwerpen op 27 oktober 1830.
In januari 1831 kwam er een formele wapenstilstand en werd die blokkade opgeheven, maar het eskader bleef paraat in de buurt vanAntwerpen. Als in juli 1831 Leopold van Saksen-Coburg als nieuwe koning van België is opgetreden, vallen deNederland se troepen op 2 augustus van verschillende kanten België binnen (de 'Tiendaagse veldtocht'). Het eskader waarvan het fregat Euridice met aan boord AJvT nog steeds deel uitmaakt, kruist op naar Antwerpen met de opdracht om de forten Sint-Marie en Kallo te bezetten, vijf kilometer ten noorden van de stad. Deze actie op 3 augustus 1831 stuit oponverwacht sterke weerstand vanwege de aanwezig heid van een detachement Luikenaars en het komt tot hevige gevechten,waarbij AJvT zich bijzonder zou onderscheiden. Aan een contemporain verslag kan het volgende worden ontleend:16
's Rijks zeevolk ontving met vreugde de kennisgeving, dat zijn moed weder op den proef zou worden gesteld. Menig luid Houdt-zee rees er, en in den avond van den 1en en den morgen van den 2<len Augustus bevonden zich de Eurydice [en de zeven andere schepen] voor St. Andries geankerd. [...] Nu werden de landingstroepen van Lillo gehaald, en met deafdeelingen der schepelingen ver eenigd. Alles was dus tot het bemeesteren van de sterkte gereed, hetwelk dan ook, onder een wel onderhouden vuur der schepen, zoodra de hoogte des waters tusschen 9 en 10 uur het aan land zetten vergunde, door bestorming, onder aanvoering van den Kapitein-luitenant Lans geschiedde. De Belgische vlag daalde, en de onze wapperde in hare plaats.
16 A.J. Lastdrager, Nieuwste Geschiedenissen van Nederland, derde deel - tweede stuk, Amster dam 1846, 45 e.v., op https://books.google.nl (gezien 13 februari 2021).
Het verslag vermeldt een tiental officieren, waaronder de adelborst der 1e klasse 'A.J. van Teilingen', als hebbende 'deze allen zich uitstekend door beleid en moed gekweten'. In november 1831 bepaalde Koning Willem I dat van deze officieren bij dagorder eervolle vermelding moest worden gemaakt.17 AJvT zou aan zijn krijgsverrichtingen het Metalen Kruis overhouden (net als overigens alle Nederlandse militaire deelnemers aan de Belgische oorlog), en hij werd later lid van de in 1854 opgerichte afdeling Middelburg van de Vereeniging "Het Metalen Kruis''.18
Intussen is AJvT toegelaten tot het examen voor luitenant, dat hij in oktober 1831 met goed gevolg aflegt. In 1832 wordt hij geplaatst op de 28-kanons korvet Zr.Ms. Nehalennia, waarop hij zal varen t/m januari 1835. Op 1 april 1834 wordt hij bevorderd tot Luitenant-ter-zee 2e klasse. Van de Nehalennia zijn in die tijd geen andere reizen bekend dan een tocht in juni-juli 1833 naar Noord-Spanje. Voor deze tocht komt een bijzondere adelborst aan boord voor zijn eerste zeereis, de dan dertienjarige Prins Hendrik (later bijgenaamd 'De Zeevaarder') van Oran je-Nassau, jongere broer van de latere Koning Willem III.19
Prins Hendrik 'de Zeevaarder' van Oranje-Nassau, die in 1833 als veertienjarige adelborst zijn eerste zeereis maakte aan boord van de korvet Zr.Ms. Nehalennia en daar regel matig de maaltijd gebruikte met AJvT (Schilderij ca. 1836 - detail - mogelijk door Jean-Baptiste van der Hulst).
17 Midd. Crt., 22 november 1831. Deze en de hierna genoemde edities van de Middelburgsche Courant alle op www.krantenbankzeeland.nl.
18 Zie Naam- en ranglijst van leden der afdeelingen van de Vereeniging "Het Metalen Kruis", Go rinchem: C. de Wolff Dz., 1856, op https://books.google.nl (gezien 25 februari 2021).
19 Zie Katrientje Huyssen van Kattendijke-Frank, Met prins Hendrik naar de Oost, Zutphen: Walburg Pers, 2004, 23, op https://books.google.nl (gezien 24 februari 2021).
Enkele dagen na de afvaart valt de veertiende verjaardag van de prins; maar vanwege de geweldige storm ter hoogte van het eiland Wight is Zijne jonge Hoogheid zodanig door zeeziekte aangegrepen dat de gelukwens van de daartoe in de kajuit verzamelde officieren volledig aan hem voorbij gaat. De prins heeft een aparte hut aan boord en deelt niet de kwartieren van de andere adelborsten, en hij is vrijgesteld van de nachtelijke hondenwacht. Maar bij zijn maaltijd worden altijd een officier en een adelborst uitgenodigd, zodat we mogen aannemen dat de prins meermalen het genoegen van het tafelgezelschap van AJvT zal hebben gehad.
Op 16 maart 1835 wordt AJvT geplaatst op de brik Zr.Ms. Mercuur. Op dat schip heeft AJvT ruim anderhalf jaar dienst gedaan in 'West-Indië', het Caribische deel van Nederland. Voor de Mercuur houdt dit in dat regelmatig 'kruistochten' worden gemaakt van Paramaribo naar de eilanden (Curaçao, Aruba) en terug 'naar de overkust; en in september 1836 naar La Guyara, de havenstad van Caracas, Venezuela.
Zeer waarschijnlijk zal AJvT in Paramaribo Prins Hendrik weer ontmoet hebben, want deze bracht van 24 juni tot 6 juli 1835 (als eerste Oranje) een bezoek aan Suriname. Uiteraard worden daartoe 'onderscheidene feesten' gegeven. De prins
De rede van Paramaribo. AJvT deed tussen 1835 en 1837 in 'West-Indië' dienst als zee-officier aan boord van de brik Zr.Ms. Mercuur (Prent 1839, afbeelding www.hetgeheugenvannederland.nl).
legt in Paramaribo de eerste steen van de nieuwe Hoogduitse synagoge, en de plechtige inwijding van de nieuwe kerk van de Hervormde Gemeente - een feit dat AJvT, zoals wij hem uit het dagboek leren kennen, deugd gedaan zal hebben - wordt door Z.K.H. bijgewoond.20 De beide gebouwen zijn in Paramaribo nog steeds te bewonderen.
AJvT repatrieert in februari 1837 met het transportschip Zr.Ms. Prins Willem Frederik Hendrik. Na een non-activiteit van een half jaar doet hij nog ruim twee jaar dienst op het hem vertrouwde fregat Zr.Ms. Euridice, dat in die tijd bestemd is als wachtschip te Vlissingen. Het is goed denkbaar dat AJvT in deze Vlissingse tijd regelmatig te gast was bij Oom en Tante van Teylingen in Middelburg en daar zijn toekomstige vrouw heeft leren kennen, met wie hij zich in 1839 verlooft.21 AJvT verlaat de Marine als hem met ingang van 15 januari 1840 eervol ontslag verleend wordt 'tengevolge van deszelfs benoeming', zoals staat aangetekend in het Marine Stamboek, tot Ontvanger der Directe belastingen en der Accijnsen te Biervliet en Hoofdplaat.
Huwelijken, gezin
Op 6 mei 1840 trouwt AJvT in Middelburg met Jkvr. Henrietta Johanna Cecilia van Doorn.
Arnout van Teylingen en Henriette van Doorn kort voor hun huwelijk (Portretten 1839 door Cornelis Kimme!, afb. RKD).
20 J. Wolbers, Geschiedenis van Suriname, Amsterdam: H. de Hoogh, 1861, 677, op https://books. google.nl (gezien 25 februari 2021).
21 Gelet op het feit dat hun beider hieronder afgebeelde portretten zijn gedateerd op 1839.
Henriette is een dochter van Jhr. Mr. Anthonij Pieter van Doorn (1791-1870), president van het Provinciaal Gerechtshof van Zeeland, en Anna Elisabeth Becius (1790-1835). Bij het huwelijk treden vier getuigen op: drie heren op leeftijd, die wij ook in het dagboek nog zullen tegenkomen, namelijk twee ooms van de bruid, Jhr. Dr. Bonifacius de Jonge en Mr. Hendrik du Buisson Becius (van wie niemand op die feestdag zal hebben vermoed dat hij vijf jaar later zelf schoonvader van AJvT zou worden ...), en de al meergenoemde 'oom des bruidegoms en der bruid' Jhr. Mr. Diederik Gregorius van Teylingen; en ten slotte de 26-jarige Mr. Willem Adriaan Snouck Hurgronje, griffier bij het Provinciaal Gerechtshof van Zeeland en zwager van de bruid.
Het jonge paar vestigt zich in Biervliet in Zeeuws-Vlaanderen, waar AJvT begin dat jaar in functie is getreden als Rijksontvanger. In Biervliet worden de twee zoons geboren, Anthon in februari 1841 en ruim een jaar later Arnout, die wij als 'onze lieve jongens' in het dagboek veelvuldig zullen tegenkomen. Begin 1843 wordt Henriette ziek. Mogelijk in verband daarmee zoekt AJvT een aanstelling dichter bij haar ouderlijk huis, en in februari 1843 wordt hij benoemd als Rijksontvanger in Veere en Oostkapelle. AJvT regelt dat hij met zijn 'doodelijk zieke vrouw' (zij lijdt 'aan de teering') met een jacht van de Marine van Biervliet naar Middelburg wordt gebracht. Daar heeft Henriette vermoedelijk, met het gezin, verbleven in het huis van haar vader, die sinds het overlijden van haar moeder in 1835 de zorg had gehad voor elf kinderen, die in 1843 nog gedeeltelijk thuis woonden. AJvT vermeldt in het dagboek hoe hij in die tijd voor zijn werkbij na dagelijks 'van Middelburg naar Veere heen en weder gelopen' is. In augustus vertrekt het gezin toch naar Veere,maar met Henriette gaat het niet goed. Op 16 december verschijnt in de Middelburgsche Courant een advertentie dat bij de heer Van Teylingen in Veere 'terstond eene NOODHULP benoodigd' is, en een paar dagen later annonceert AJvT in diezelfde krant het overlijden van Henriette op 21 december 1843, met de mededeling: 'Twee Zoontjes resten mij uit eene allergelukkigste Echtverbindtenis van ruim drie-en-een-half jaar:
Ongeveer twee jaar later hertrouwt AJvT, met Johanna Adriana (Anna) du Buisson Becius. Zij is een dochter van Mr Hendrik du Buisson Becius (1793-1851), secretaris-honorair van Middelburg en lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland, en Wilhelmina Louiza Henrietta van Doorn (1800-1870). Anna was een volle nicht van de overleden Henriette, zowel van haar vaders- als van haar moeders kant; beiden hadden dezelfde vier grootouders. Vóór het huwelijk hebben AJvT en zijn bruid, zo vermeldt hij in het dagboek, met haar ouders 'een reisje gedaan' naar Beek (bij Nijmegen) en Kleef.
Mr. Hendrik du Buisson Becius en Wilhelmina Louiza Henrietta van Doorn, ouders van de tweede vrouw van AJvT, hebben vóór het huwelijk in 1845 met het jonge paar 'een reisje gedaan' naar Beek en Kleef.
Het huwelijk wordt voltrokken in Middelburg op 25 juni 1845. Getuigen zijn wederom de ooms De Jonge en Van Teylingen (die ook nu weer oom van zowel bruidegom als bruid is), verder de vader van de overleden Henriette Jhr. Mr A.P. van Doorn ('papa Van Doorn', zoals AJvT hem blijkens het dagboek blijft noemen) en Mr. Adriaan Marinus Becius, een oom van Anna.
In augustus 1845, na AJvT's benoeming tot Rijksontvanger in Oost- en West-Souburg, neemt het gezin eerst zijn intrek op het huis Poelwijk in Oost-Souburg van de ouders van Anna. In maart 1846 betrekken zij een eigen huis in Oost-Souburg, 'Welgelegen' geheten.
'Welgelegen' of 'Doornlust' te Oost-Souburg
Op 24 december 1845 koopt 'Pa Becius' voor zijn dochter (en enig kind) Anna en haar echtgenoot AJvT de buitenplaats 'Doorenslust', zoals die in de akte22 genoemd wordt, gelegen 'op en onder het dorp Oost-Souburg'. Het gaat om een goed van ca. 6 hectare, bestaande uit bos, weiland en twee visvijvers, met daarop behalve de 'heerenhuizing' een koetshuis, stalling, 'zomerkamer' (tuinkoepel), mangelhuis, tuinmanswoning, winterkelder en verdere gebouwen. Hendrik du Buisson Becius koopt het goed voor f18.000,- met alle ertoe behorende 'losse goederen' zoals de marmeren beelden en kom en 'verdere tuinsieraden, op piedestallen staande', de 'broeyerij' en alle ramen daartoe behorende (dat moet een kas zijn geweest), de brandspuit en de eigendom van acht zitplaatsen in de kerk op het dorp Oost-Souburg. De buitenplaats bestaat niet meer, en het was niet eenvoudig om over 'Welgelegen', zoals AJvT het in zijn dagboek noemt, informatie te vinden.[23] Al snel bleek dat dit huis onder verschillende benamingen heeft bestaan. Vermoed wordt dat het oorspronkelijk ‘Welgelegen’ heette.[24] Nadien zijn drie perioden te onderscheiden: van (tenminste[25]) 1767 tot 1815 heette het huis ‘Thorenlust’ (ook ‘Torenslust’). De eigenaar in 1767, Claude de Chuy (1700-1774), raad en burgemeester van Vlissingen en bewindhebber van de W.I.C., was gehuwd met Catharina Reinera Reinierssen Thoren (1713-1800) en het huis zal dus naar haar genoemd zijn, of mogelijk al eerder door een (voor)vader Thoren naar de familie. Vanaf 1815 heette het huis 'Doorenlust' (ook 'Doorenslust; 'Doornlust' of 'Doorn's Lust'): het werd toen eigendom van de gepensioneerde vice-admiraal Gerrit Verdooren (1757-1824), die het huis naar zichzelf noemde. 26 Van zijn erfgenamen kocht Hendrik du Buisson Becius het goed in 1845 en vanaf dat moment noemde de nieuwe bewoner AJvT het, zoals we weten uit het dagboek, (weer) 'Welgelegen'. Nadat de Van Teylingens in 1851 van Welgelegen vertrokken, behielden zij het goed wel in eigendom. De grond werd verpacht aan leden van de familie De Witte (die al sinds 1838 de houtkap in het bos had
22 Akte van notaris Dirk Uijttenhooven te Vlissingen dd. 24 december 1845, Zeeuws Archief, toegang 13.2.1360, jaar 1845 akte nr. 175.
23 Behulpzaam daarbij waren onder meer de anonieme bijdrage 'Souburgse notities. Jan de Witte vestigt zich op Souburg; in: De Wete 1977,nr. 2, 11; G. de Ru, 'Doorenslust; in: De Wete 1989, nr. 2, 35; Jan Kaljouw, 'Het tolhuis van Souburg; in: Den Spiegel, 1 januari 2017, 22 en het in de volgende noot genoemde artikel van Adri Meerman in Souburgsche Courant.
24 Adri Meerman, 'In Souburg liggen twee vice-admiraals begraven; in: Souburgsche Courant augustus 2007, 10, ook ophttps://www.partijsouburgritthem.nl/souburgschecourant (gezien 6 maart 2021). Meerman duidt voor deze opmerking echter geen bron aan.
25 Dit jaartal blijkt uit een niet meer bestaande 'plattegrond van de buitenplaats Torenslust te Oostsouburg, toebehoorende aan den heer Claude de Chuy, door J. Massol, 1767; Zeeuws Archief 292 (Kaarten Zeeland) nr. 531.
26 Men komt zijn naam vóór de invoering van de burgerlijke stand in 1811 (en daarna sporadisch) ook wel tegen in de spelling 'Verdoorn; maar in de akten van de burgerlijke stand wordt de naam van Gerrit en zijn nageslacht consequent gespeld als Verdooren.
gepacht).27 Het huis met bijgebouwen werd vanaf 1851 vermoedelijk verhuurd, totdat het in 1887 werd verkocht aan de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde kerk, waarna het tot de afbraak in 1919 heeft gediend als pastorie voor drie opeenvolgende predikanten.28
Ook na 1851 blijft 'Welgelegen' de naam van het goed, zoals o.a. blijkt uit een aankondiging in 1858 van de openbare verkoping van 'eenen zindelijken inboedel' (vermoedelijk naar aanleiding van het vertrek van opvolgend bewoner Samuel Hemerijk Tak) die zal plaatsvinden 'vóór den huize Welgelegen' te Oost-Souburg.29 Soortgelijke vermeldingen vinden we nog in 1874 en 1875, en in
27 Pachtcontracten door achtereenvolgens AJvT (1852), zijn weduwe Anna (tussen 1859 en 1902), hun erfgenamen (1909 en 1916) en hun kleinzoon A.J. van Schelven (1918); Zeeuws Archief, toegang 7389 (Familie De Witte 1783-1923), inv. nr. 71 en 72.
28 Zie de anonieme bijdrage (kennelijk door een nazaat van Jan de Witte) 'Souburgse notities. Jan de Witte vestigt zich op Souburg; in: De Wete1977 nr. 2, 11.
29 Midd. Crt., 29 april 1858, 4.
1887 wordt aangekondigd dat op 17 oktober 1887 op de bovenzaal der Sociëteit 'De Vergenoeging' aan de Groote Markt in Middelburg de openbare verkoop zal plaatsvinden van het 'heerenhuis, stal, koetshuis, bosch, tuin en boomgaard' van de buitenplaats 'Welgelegen' op het dorp Oost-Souburg. Na de sloop van het huis in 1919 zijn bij de ingang van het landgoed aan de huidige Paspoortstraat - daar waar nu de Rehobothstraat begint - de pijlers van het toegangshek nog langere tijd te zien geweest. Het schijnt dat daarop ook de naam 'Welgelegen' heeft gestaan.30
Het landgoed is nu bijna geheel verdwenen in de bebouwde kom van Oost-Souburg. De grenzen van het goed liepen langs (de bebouwing aan) de huidige Paspoortstraat en het Oranjeplein ten oosten, de Burgemeester Stemerdinglaan ten noorden, de Oudewaterlaan/Haaksbergenstraat ten westen en de Kanaalstraat ten zuiden. De huidige Doornlustlaan doorsnijdt het voormalige landgoed van oost naar west, en de Steenwijkstraat/Beciusstraat van noord naar zuid. Alleen de twee voormalige visvijvers van Welgelegen zijn, met enig omringend groen, gespaard gebleven in de parkjes op het huidige Zeelandiaplein en de hoek Doornlustlaan/Oudewaterlaan. Tenslotte kan worden vermeld dat Oost-Souburg sinds 1924 een Van Teijlingenstraat kent, toen de gemeenteraad besloot de Schoutstraat te hernoemen naar AJvT, de burgemeester die de gemeente maar zo kort heeft mogen dienen.31
Op Welgelegen wordt in oktober 1846 een dochter Louiza Diederika (Louize) geboren, van welk feit AJvT vergezeld van zijn oude en zijn nieuwe schoonvader aangifte doet. Dat bij het uitdijende gezin, zoals kort nadien blijkt uit een adver tentie in de Middelburgsche Courant,32 'eene bekwame KINDERMEID benoodigd [is], omstreeks 30 jaren oud, goed kunnende naaijen; zal dan ook niet verbazen.
In 1851 wordt besloten dat de beide zoons uit het eerste huwelijk, Anthon en Arnout, na de zomer op kostschool zullen gaan op het 'Jongeheeren-instituut' van G.J. Scholten in Haarlem. AJvT en Anna brengen hen in augustus daarheen, na een reis per boot naar Rotterdam en dan per trein naar Haarlem. Directeur Scholten ontvangt hen uitvoerig, en AJvT noteert dat deze, evenals zijn school, 'een uiterst gunstigen indruk' op hem maakt. Roerend beschrijft hij het moment
30 B.J. de Meij in Provinciale Zeeuwse Courant, 27 juni 1963, 7.
31 Raadsbesluit van 19 december 1924, Zeeuws Archief, 'Wetenswaardigheden Vlissingen; De Gemeente Oost- en West-Souburg (bib. nr.559a).
32 Midd. Crt., 2 november 1846.
van vertrek. De kinderen (de jongens waren 10 en 9 jaar oud) hadden zich eerst goed gehouden, maar 'bij het afscheid nemen waren zij nogal aangedaan, en hoe wel wij ze met gerustheid aan de zorg van dezen Instituteur konden achterlaten, was het oogenblik van scheiding van deze geliefde panden toch hartverscheurend voor ons ouderlijk gevoel; vertroostend is het echter dat wij weten, dat zij ook daar staan onder de liefderijke en almagtige hoede des Hemelschen Vaders.' In de zomer van 1854 zullen ze weer naar huis komen, Anthon om naar de 'Latijnse school' in Middelburg te gaan en Arnout 'ten einde hem niet alleen te Haarlem achter te laten.'
Begin 1851 was ‘Pa Becius’, de vader van Anna, plotseling overleden. Op aandrang van Mama Becius besluiten AJvT en Anna ‘met haar Ed. 's winters in stad en 's zomers op Poelwijk zamen te wonen’, zodat zij hun inmiddels geliefde Welgelegen zouden moeten verlaten.
'Poelwijk' te Oost-Souburg
De geschiedenis van Poelwijk, gelegen ten noordwesten van de Grote Abeele bij Oost-Souburg, is terug te voeren op de vermelding in 1650 van een 'hof en bogert' van ca. 3 hectare, die eigendom waren van 'Samuel van Westhuijse van der Poelle'.33 Het goed kwam in 1783 gedeeltelijk in het bezit van de familie van Hendrik du Buisson Becius - de 'Pa Becius' uit het dagboek - toen Mr. Isaac Brugné du Buisson (1730-1808), advocaat en regent van het Burgerweeshuis te Middelburg, voor 700 ponden een gedeelte van de 'hof Poelwijk' te Oost-Souburg kocht van Abraham Maas.34 Vier jaar eerder had deze Abraham Maas zelf de hof Poelwijk met land gekocht voor 1600 ponden.35 Isaac Brugné du Buisson was een oudere broer van de grootmoeder van 'Pa Becius’, Johanna Elisabeth du Buisson (1737- 1806).36 Zijn weduwe Johanna Susanna Becius bood in 1810 als 'Mevr. de Wed. du Buisson' 'uit de hand te koop' aan 'het Buitenverblijf Poelwijk bij den Grooten Abeele, bestaande in de Heeren Huizinge, Koetshuis, Tuinmanswooning, een
33 Zie J. Kaljouw, 'Hof Poelwijk. Buitenhuizen en herenhuizen langs de Oude Vlissingseweg; in: De Wete,1 april 2011, 19. Ook gegevens over de sloop en verdere geschiedenis heb ik aan dit artikel ontleend.
34 Zeeuws Archief, 511-TOG-WAL (Transporten Onroerend Goed Walcheren), inv. nr. D 69631; transportdatum 28 oktober 1783.
35 Zeeuws Archief, 511-TOG-WAL (Transporten Onroerend Goed Walcheren), inv. nr. D 69581; transportdatum 2 maart 1779, verkoper was Cormelis Braams.
36 Deze broer en zuster Du Buisson waren gehuwd met een broer en zuster Becius: Isaac met Jo hanna Susanna Becius (ca. 1738-1 februari1811) en Johanna Elisabeth met Mr Henricus Becius (1736-1774). Laatstgenoemden waren de grootouders van Hendrik du Buisson Becius.
160 STOFFE VAN DANKBAARHEID
plaisante Koepel aan den weg, een Tuin met allerlei soort van beste Vrugtboomen &c. - ook is een en ander afzonderlijk te koop’.37 De verkoop is niet doorgegaan, want de weduwe Du Buisson-geb. Becius overleed begin 1811. Haar neef (tante-zegger) Johan Assuerus Becius erfde Poelwijk,38 en na diens overlijden in 1823 zijn zoon Hendrik du Buisson Becius. Deze moet rond 1830 zijn grondbezitrond het huis hebben uitgebreid tot de ca. 5 hectare bos en weilanden waarvan hij in het kadaster van 1832 als eigenaar te boek stond.
Na het overlijden van AJvT - op Poelwijk - in 1857 heeft Anna daar verder gewoond met de kinderen en met haar moeder, die in 1870 op Poelwijk overleed. Nadat haar dochter Louize na haar huwelijk in 1877 naar Alkmaar was vertrokken heeft Anna nog op Poelwijk gewoond totdat zij in oktober 1888, met haar huisknecht en twee dienstboden, vertrok naar Amsterdam.39
37 Midd. Crt., 8 mei 1810.
38 Zie J. Spoelder en R.J.A. te Rijdt, 'Een Middelburgse jongen met een prijsboek over Romeinse oudheden: het portret van Isaac Brugné duBuisson door Barent Luyten, 1746’, in: De Boeken wereld, jg. 15 (1998-1999), 289, voetnoot 26.
39 Anna van Teylingen-du Buisson Becius ging in oktober 1888 met haar drie Zeeuwse gediensti gen in Amsterdam wonen aan de Keizersgracht 339. In juli 1891 trok zij in bij haar schoonzoon Ds. Bastiaan van Schelven, sinds 1887 weduwnaar van Louize, aan de Herengracht 250, alwaar zij op 12 juni 1905 (op de dag af 48 jaar na AJvT) overleed: Zeeuws Archief; inv. 7467-59 (bev. reg. O. en W.Souburg 1880-1889) en Stadsarchief Amsterdam nr. 5000 (bev.reg. 1874-1893),
inv. 1821 en inv. 1745.
In november 1888 werd 'het heerenhuis op de buitenplaats Poelwijk' voor afbraak te koop aangeboden en niet lang daarna is het gesloopt. Ook hier zijn de grond en overige opstallen nog langer in het bezit van de familie gebleven. De tuinmanswoning en schuur werden aanvankelijk verpacht aan de voormalige tuinman en koetsier Adriaan Vos. Vos en zijn familie waren zeer verbonden met Poelwijk en met de familie, want Adriaan Vos noemde een dochter Louise naar AJvT's dochter Louize. Uiteindelijk zijn de tuinmanswoning en schuur in 1946 verkocht aan een zoon van Adriaan Vos, wiens nageslacht nog steeds op Poelwijk woont. De tuinmanswoning isinmiddels ook gesloopt, zodat van het oude Poelwijk alleen de schuur resteert.
Op de dag van vertrek van Welgelegen noteert AJvT: 'Menige heete traan ont vloeide het oog van ons die weg reisden en van hen die achterbleven, en onder deze laatsten niet het minst van degenen die ons met zoo veel trouw en liefde had den gediend.' Deze verhuizing is ook aanleiding voor AJvT om ontslag te nemen als Rijksontvanger in Souburg.
Rond die tijd openbaren zich bij AJvT ook voor het eerst de verschijnselen van de ziekte die hij nooit met naam benoemt maar die, gelet op de verschijnselen, wel tuberculose moet zijn geweest. In februari 1852 ontdekt AJvT 'bij het ontwaken een weinig bloed aan de fluimen, die ik echter zonder eenig hoesten opgaf, waarover ik mij echter zeer verontrustte daar ik gedurende meer dan een jaar min of meer hoestende was en waartegen, zoo het scheen, geen middelen baatten'. Aan de diversiteit van die middelen ligt het overigens niet; in het dagboek doet AJvT nauwgezet verslag hoe hij onder andere levertraan, ezelinnenmelk en een gortkuur tot zich neemt, en behandelingen ondergaat met bloedzuigers (op de meest uiteenlopende plaatsen op zijn lichaam gezet...) en aderlatingen. Behandelend geneesheer is 'Oom de Jonge; de oom van wijlen Henriette die getuige bij zijn beide huwelijken was geweest en die een uitzonderlijke medische reputatie had. Jhr. Dr. Bonifacius de Jonge had als jonge arts onder Napoleon de tocht naar Rusland meegemaakt, en in de nasleep daarvan was hij op 26-jarige leeftijd chef van een militair hospitaal in Glogau (Silezië) geweest. Hij doceerde aan de Geneeskundige School (ook de 'Clinische school' genoemd) in Middelburg, sinds 1830 met de persoonlijke titel van professor, en was twintig jaar voorzitter van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. AJvT is zeer aan De Jonge gehecht en volgt trouw zijn adviezen - behalve toen deze hem eind 1852 in een brief 'met veel bescheidenheid en blijken vantoegenegendheid, den raad gaf om gedurende de wintermaanden een zachter klimaat op te zoeken, b.v. het Zuiden van Frankrijk. Hevig schokte mij dit voorstel; maargelukkig was ik het op dit punt weldra volkomen met mijzelve eens, en gevoelde eene algeheele bevrediging met eigen geweten toen ik mijn besluit aan den geachten voorsteller meedeelde, dat ik Z.E. raad niet volgen zou: Zijn redenen daarvoor - die erop neerkomen: als ik moet sterven, dan liever in mijn vertrouwde omgeving - zet AJvT uiteen in een van de meest persoonlijke passages van het dagboek. Hij besluit die met de beschouwing: 'Hoe veel liefde en toegenegenheid is niet mijn deel van mijne huisgenooten, niet het minst van ons engelachtig dochtertje, en hoe zeer komt ook in deze ongesteldheid de alles overtreffende liefde van mijn beste vrouw uit, hoe veel stil en innig genoegen smaak ik daardoor menigmaal, en dat die tevredene en onderworpene stemming des gemoeds, die de eene tijd wellevendiger dan de andere is, maar toch steeds mij mijn lot met zoo veel gelatenheid kan doen dragen: O, dat is eene groote weldaad, van Hem die ons slechts met liefde kastijdt.'
In juni 1854 bevalt Anna op Poelwijk van Hendrik Jacob (Henri). 'De blijde moeder was vanaf het oogenblik der verlossing volmaakt wel, nam ras weder in krachten toe, had het zalige gevoel haar jongste zelf te kunnen en mogen zogen en zag daarvan weldra de aangenaamste gevolgen in zijne aanvankelijke voorspoedi ge ontwikkeling: Die aanvankelijke voorspoed verkeert echter al snel in tegenslag. De laatste aantekening in het dagboek, op oudjaar 1854, is grotendeels gewijd aan de ernstig verslechterende gezondheid van de dan zes maanden oude 'Henritje', die uiteindelijk op 4 januari1855 in Middelburg zal overlijden. AJvT overlijdt zelf op Poelwijk op 12 juni 1857.
Werkzaamheden
Acht jaar is AJvT werkzaam geweest als Rijksontvanger van de directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen, achtereenvolgens in Biervliet en Hoofdplaat (1840-1843), Veere en Oostkapelle (1843-1845) en Oost- en West-Souburg (vanaf 1845). Dan dient zich daarnaast ook een andere betrekking aan, waarbij ook nu vermoedelijk de familiebanden een rol spelen. In het dagboek beschrijft AJvT hoe hij op zekere zondag in februari 1848 een brief ontvangt van 'Oom van Doorn', waarin hij wordt 'uitgenoodigd om met de eerst varende Boot naar Den Haag te komen, alwaar men mij over een betrekking wenscht te spreken.' 'Oom van Doorn' was Mr. Hendrik Jacob baron van Doorn (1786-1853), een oom van Henriette die in die tijd vice-president van de Raad van State was. In Den Haag spreekt AJvT de honorair staatsraad Louis van Mesritz, die hem inlicht over zijn voorgenomen benoeming als rentmeester van ' 's Konings particulieren domeinen' (de Kroondomeinen) op Walcheren, en enige tijd later is het weer Oom van Doorn die hem de definitieve bevestiging van de benoeming bericht. In juli 1848 reist AJvT wederom, dan met Anna en jongste zoon Arnout, naar Den Haag 'om dat ik LvM moest bedanken voor mijn Rentmeesterschap'. Voor zijn werk als rentmeester houdt AJvT soms kantoor in het huis van zijn schoonouders Becius aan de Molstraat in Middelburg, zo blijkt uit een advertentie die AJvT in november 1849 plaatst in de Middelburgsche Courant, waarin aan belanghebbenden werd meegedeeld dat hij daar de komende maanden elke eerste donderdag zitting zal houden 'tot ontvangst der alsdan verschuldigde termijnen Tiendepacht'.40
Molstraat 13 te Middelburg
Dit nog bestaande fraaie dubbele huis dateert van ca. 1580, zoals blijkt uit de trapvormige zijgevel, laatgotische elementen en de achthoekige trappenhuistoren die boven de beide daknokken uitstijgt en uitzicht biedt over de stad.41 Het huis staat bekend onder de naam 'Civilien' (tegenwoordig ook op de voorgevel), een verbastering van 'Sevilla', een van de Spaanse steden waarmee in vroeger tijden vanuit Middelburg handel werd gedreven. Het huis was, vermoedelijk sinds het derde kwart van de achttiende eeuw, bezit van de familie Paspoort.42 Nadat zijn vader in 1824 in het huis is overleden, verkoopt Mr. Marinus Cornelis Paspoort van Grijpskerke (de hierna nog te noemen latere burgemeester van Middelburg) in 1826 het huis aan Wilhelmina Louiza Henrietta van Doorn,43 die met haar echtgenoot Hendrik du Buisson Becius en hun dan bijna vijfjarige dochter Anna kort nadien hun intrek in het huis genomen moeten hebben.
Na het overlijden van AJvT in 1857 staat Anna nog, met haar moeder, tot 1869 als wonend in het huis aan de Molstraat vermeld. Mogelijk heeft Anna na het overlijden van haar moeder in 1870 het huis verkocht; in elk geval wordt zij er nadien niet meer als bewoner vermeld. Het huis blijkt in 1874 in gebruik bij mejuffrouw J.J. Jonk, hoofdonderwijzeres van de Bijzondere School voor meisjes die dan (tot ca. 1900) in het huis is gevestigd. Gedurende een belangrijk deel van de twintigste eeuw was in het huis een openbare leeszaal en later de Openbare Bibliotheek van Middelburg gevestigd.
40 Midd. Crt., 22 november 1849.
41 Gegevens ontleend aan https:/ /www.monumentenmakelaar.nl/huis.php?dir=Molstraat%2013 (gezien 6 maart 2021), alwaar op dat moment ook diverse foto's van gebouw en interieur.
Vanaf 1851 ontwikkelt zich de carrière van AJvT ook in andere richting. In juli van dat jaar wordt hem op zijn verzoek ontslag verleend als Rijksontvanger, en eind 1851 staat hij kandidaat voor een vacante zetel in Provinciale Staten van Zeeland. Aan de vooravond van de verkiezing verschijnt op de voorpagina van de Middelburgsche Courant een ingezonden stuk van 'Eenige kiezers', om de aandacht van 'onze geëerde medekiezers' te vestigen op AJvT, van wie men het wel onnodig acht iets te zijner aanbeveling daar bij te voegen 'omdat ieder die hem heeft leeren kennen toch ten volle overtuigd zal zijn, dat zijn-edele, bij de vereischte geschiktheid, ook de noodige bekwaamheid bezit om Zeelands belangen in die vergadering op eene waardige wijze te behartigen.'44 AJvT verkrijgt in de eerste stemronde wel de meeste stemmen maar niet de meerderheid, en als in een tweede ronde tussen hem en de heer Callenfels uit Vlissingen moet worden overgestemd verwerft deze laatste de vereiste meerderheid.
42 In 1773, 1777 en 1778 werden in totaal vier leden van de familie Paspoort bij hun begrafenis vermeld als gewoond hebbend in de Molstraat.
43 Zeeuws Archief 12 (Rechterlijke Archieven 1796-1838), inv. nr. 408, akte nr. 906 dd. 8 mei 1826 van notaris Adriaan van der Graft. Het adres van het huis is dan Wijk F no. 89, de kadastrale aanduiding volgens kadaster 1832 sectie B nr. 432.
44 Midd. Crt., 25 december 1851.
Niet lang daarna wordt AJvT, in februari 1852, benoemd tot burgemeester van Oost- en West-Souburg. In het dagboek vermeldt hij dat hij 'op het dringend en vereerend aanhouden van den Gouverneur', van de ambachtsheer en van de burgemeester 'met veele der inwoners', besloten had die functie te aanvaarden. Deze 'Gouverneur' (sinds 1850 overigens aan te duiden als Commissaris des Konings) van Zeeland was Mr. E. baron van Vredenburch, de ambachtsheer was Jhr. Mr. J.C. Schorer (1801-1856), heer van de beide Souburgen, en de burgemeester (diens zwager) Jhr. Mr. M.C. Paspoort van Grijpskerke (1797-1874), burgemeester van Oost- en West-Souburg sinds 1835 en daarnaast sinds 1838 ook van Middelburg. De installatie als burgemeester op 23 april 1852 geschiedt, zoals AJvT in het dagboek meldt, 'op eene zeer feestelijke wijze', waarbij hem 'de meeste blijken van achting en toegenegendheid mogten te beurt vallen. Ik onthaalde dien dag op mijn kosten de armen op vleesch en aardappelen, de schoolkinderen op chocolaad en krentekoekje, en 's avonds den Raad en de notabele ingezetenen op een collation aan het Zwaantje' - een uitspanning aan de oude straatweg van Souburg naar Vlissingen.
Herberg "t Zwaantje' (thans: wijkcentrum De Zwaan) in Oost-Souburg, waar AJvTin 1852 ter gelegenheid van zijn installatie als burgemeester 's avonds 'den Raad ende notabele ingezetenen' een maaltijd aanbood (afbeelding Zeeuws Archief, Collectie suikerzakjes, nr. OSB-7).
Ook de Middelburgsche Courant geeft een uitvoerige beschrijving van de feestelijkheden: heel het dorp vlagt, en onder het luiden van de klok betreedt de nieuwe burgemeester het gemeentehuis, dat zowel van buiten als binnen 'op eene smaakvolle wijze was versierd'. Na toespraken en een bezoek aan de school met zang-hulde door de leerlingen, begeven AJvT en Anna zich naar de kerk, alwaar 'eene talrijke schare zich vereenigde in de bede van Psalm 134:3' ("Dat 's Heeren zegen op u daal'").45
45 Midd. Crt., 27 april 1852.
In maart 1853 zien we een advertentie in de Middelburgsche Courant waarin Burgemeester en Wethouders van Oost- en West-Souburg een openbare aanbesteding aankondigen, 'des noodig onder nadere goedkeuring van den Gemeenteraad', voor de bouw van een nieuw gebouw voor een schoollokaal, onderwijzerswoning en Gemeentekamer.46 Deze aanbesteding vormt enkele maanden later aanleiding voor een conflict, waarin AJvT zich genoopt ziet om in de raadsvergadering van 6 juli 1853 zijn ambt als burgemeester neer te leggen. In het dagboek blikt hij op 7 oktober van dat jaar terug op deze dramatische gebeurtenis, in voor zijn doen ongemeen scherpe bewoordingen, waarbij hij vermeldt hoezeer dit aftreden hem spijt en hij graag zijn verdere leven burgemeester van Souburg zou zijn gebleven. 'Maar al die illusies heb ik moeten ten offer brengen aan de intrigues en laaghartige handelingen van een zeer invloedrijk heer in die gemeente, inzake van een te stichten schoollocaal, onderwijzerswoning en Gemeentekamer, zoodat mijne eer vorderde mijn ontslag aan den Koning te vragen, hetwelk mij dan ook na lang toevens eervol werd verleend; terwijl hij die mij den voet had geligt volkomen zijn doel bereikte in de benoeming van mijnen opvolger.'47 Wat was hier gebeurd?
Aanbesteding schoolgebouw Oost-Souburg 1853
Aan de hand van de notulen van de gemeenteraad van Oost- en West-Souburg kan de kwestie enigszins worden gereconstrueerd.48
In de raadsvergadering van 22 januari 1853 wordt door B&W aan de raad een concept-besluit voorgelegd tot het stichten van een gebouw met de gecombineerde functies van schoollokaal, onderwijzerswoning en 'gemeentekamer', een zaal voor (raads-)vergaderingen. Reden daarvoor is dat op dat moment de school wordt gehouden in het woonhuis van 'den hoogbejaarden onderwijzer' (die dan 77 jaar oud is),49 welke woning ook diens eigendom is en overigens 'evenmin als de [bestaande] Gemeentekamer aan hare bestemming beantwoordt'. Het besluit
46 Midd. Crt., 24 maart 1853.
47 Opvolger van AJvT als burgemeester was Jhr. J.H. Paspoort (1825-1893), een zoon van de eer der genoemde M.C. Paspoort van Grijpskerke, die zelf AJvT's voorganger als burgemeester van Oost- en West-Souburg was geweest.
48 Zeeuws Archief, toegang 7113, Gemeente Oost- en West-Souburg, 1834-1966, inv. nr. 1.1-9: 1852
jan. 17-1853.
49 Zie A.H.S. Stemerding 'Het oude en nieuwe gemeentehuis; in: De Gemeente Oost- en West Souburg. Gedenkboekje uitgegeven tergelegenheid van de opening van het Gemeentehuis op Zaterdag 26 Augustus 1939, een artikel dat ik vond dankzij 'Schooljeugd rond 1850 inde (vin nige) kou; in: Souburgsche Courant, november 2005, 9, ook opwww.partijsouburgritthem.nl/ souburgschecourant (gezien op 22 maart 202
gaat ervan uit dat voor de financiering zal worden getracht een renteloze lening van f 6000,- te verkrijgen bij particulieren, af te lossen met f 400,- per jaar uit de opbrengst 'der opcenten op het gedisteleerd en de likeuren'. Daarnaast zal f 1000,-subsidie worden gevraagd bij de provincie, terwijl men een schenking van f 1000,- verwacht van Jhr. Mr. J.C. Schorer, de reeds genoemde ambachtsheer van de Souburgen. Hierover 'gedelibereerd zijnde', stemt de raad met algemene stemmen in, onder voorwaarde dat Gedeputeerde Staten het aangaan van de geldlening goedkeuren en de subsidie toekennen.
In de raadsvergadering van 26 februari blijkt dat GS op 29 januari het uitschrijven van de lening en de subsidie hebben toegestaan. Verder heeft J.C. Schorer de verwachte royale schenking gedaan, en zich daarnaast bereid verklaard om kosteloos afstand te doen van een stuk grond naast het kerkhof ten behoeve van het te stichten gebouw. Ook het college van Kerkvoogden en Notabelen van de Hervormde Gemeente is bereid gebleken om grond ten noorden van de kerk voor het gebouw beschikbaar te stellen, deels 'te bezigen tot tuin voor den onderwijzer', mits zij voor hun eigen vergaderingen van de gemeentekamer gebruik zullen mogen maken. Kennelijk is na deze goede berichten de lening uitgeschreven, waarop voor f 4500,- is ingetekend. Volgens B&W zijn daarmee de 'beraamde gelden' voor de bouw beschikbaar. Zij laten vervolgens een ontwerp voor het gebouw maken door de Middelburgse stadsarchitect G.H. Grauss,50 en doen eind maart de reeds genoemde publicatie van de aanbesteding in de Middelburgsche Courant. Aanbiedingen moeten binnen zijn vóór 13 april, 10.00 uur, op welk tijdstip het werk, 'des noodig onder nadere goedkeuring van den Gemeenteraad', zal worden aanbesteed. Later op die dag komt de Souburgse raad in vergadering bijeen. Na enkele andere lopende zaken komt de aanbesteding aan de orde. AJvT deelt mee dat de voorgenomen bouw aan de ingezetenen van de gemeente bekend is gemaakt en dat daartegen geen bezwaren zijn ingekomen. Daarna maakt hij als uitslag van de 'op heden plaats gehad hebbende aanbesteding' bekend, dat het werk 'onder nadere goedkeuring dezer vergadering, is aangenomen door den timmerman G.J. Will te Middelburg, voor eene som van achtduizend gulden’.
f 8.ooo,- is kennelijk duurder dan de gemeente heeft verwacht, want op dat moment was voor de bouw f 6.500,- beschikbaar. AJvT ziet echter wel een oplossing, en zet in de raad uiteen hoe het ontbrekende bedrag zou kunnen worden
50 Gerardus Hendrik Grauss (1807-1862) was sinds 1839 stadsarchitect van Middelburg en had juist in 1851 zijn - door tijdgenoten geroemdemaar later verguisde - verbouwing van de Nieu we Kerk in Middelburg voltooid.
verkregen en worden afgelost 'zonder dat zulks tot bezwaar van de ingezetenen zou behoeven aanleiding te geven.' Maar dan, kennelijk zonder enig verder debat51 en net zo abrupt als het in de raadsnotulen staat vermeld, spreekt de raad zich met vier tegen twee stemmen uit tegen het plan, en wordt 'mitsdien van de stichting afgezien.'
Dat voor de raad, die nog geen drie maanden eerder unaniem met het bouw plan instemde, de hoogte van de bouwkosten of het aanvullend te financieren bedrag de reden voor deze afkeuring waren blijkt nergens. AJvT zag blijkens zijn dagboek als reden voor deze afkeuring de (evenmin in bronnen getraceerde) 'intrigues' van een zeer invloedrijk heer in de gemeente. Voor hem is de gang van zaken aanleiding om veertien dagen later in de eerstvolgende raadsvergadering mee te delen 'dat hij na eene rijpe en gemoedelijke overweging, het van zijnen pligt heeft geacht om, in de bestaande omstandigheden en hoe moeijelijk het hem ook gevallen is tot dit besluit te komen, aan Zijne Majesteit den Koning zijn ontslag als burgemeester dezer gemeente te vragen.'
Wie de 'zeer invloedrijke heer' in de gemeente geweest is die de plotselinge afwijzing van het bouwplan bewerkstelligd heeft, laat zich niet meer vaststellen. Maar het is niet ondenkbaar dat AJvT daarmee doelde op de voormalige burgemeester van de gemeente M.C. Paspoort van Grijpskerke. Aanwijzing daarvoor is vooral de opmerking van AJvT in het dagboek, dat 'hij die mij den voet had geligt volkomen zijn doel bereikte in de benoeming van mijnen opvolger': die opvolger was namelijk Jhr. J.H. Paspoort, de zoon van M.C. Paspoort van Grijpskerke. Als dit zo was, is echter wel opmerkelijk dat AJvT, zoals hierna zal blijken, enige jaren later lid werd van de (door diezelfde M.C. Paspoort als burgemeester voorgezeten) gemeenteraad van Middelburg, waarin beide heren naar het zich laat aanzien op welwillende wijze samenwerkten. Wellicht moeten we aannemen dat op enig moment een verzoening heeft plaatsgehad.
De affaire belet niet dat AJvT zich in het volgende jaar alweer opmaakt voor een nieuwe bestuurlijke functie. Bij eenverkiezing in maart 1854 voor een tussentijd-
51 Misschien vond wel degelijk meer debat plaats, maar wensten de tegenstemmers dat niet op genomen te zien in de raadsnotulen.Opmerkelijk is namelijk dat deze notulen in de volgende raadsvergadering pas (wat in de Souburgse raad nooit gebeurde) na hoofdelijke stemming gewijzigd werden vastgesteld, en wel met (wederom) vier tegen twee stemmen. Het lijkt gerechtvaardigd te veronderstellen datdie twee stemmen, zowel tegen de verwerping van
het bouwplan van B&W als tegen de wijziging van de notulen, afkomstig waren van de beide wethouders H.F.Haman en J. Dorleyn.
se vacature in de gemeenteraad van Middelburg wordt hij nog niet verkozen,52 maar in 1855 wordt hij wel verkozen en in de raadszitting van 4 september 1855 beëdigd.53 Bij die raadsvergadering was de voorzitter van de raad, de reeds genoemde burgemeester M.C. Paspoort van Grijpskerke, zo vriendelijk geweest om de behandeling van een voorstel tot regeling van de gemeentelijke belastingen nog niet als beslispunt te agenderen omdat hij 'ongaarne een nieuw aangekomen lid [AJvT] reeds aanstonds en onvoorbereid zijne stem zou laten uitbrengen over dit onderwerp.' AJvT verklaart echter dat dit geen probleem mag zijn en dat hij 'bereid is zijne stem uit te brengen, daar zijn opinie gevestigd is.' Nadat de andere raadsleden het woord gevoerd hebben zegt AJvT 'niet zonder schroom bij zijne eerste zitting als raadslid het woord te vragen.' Het blijkt dat zijn 'naauwgezet' onderzoek van dit voorstel van B&W hem tot de conclusie heeft gebracht dat hij 'kan noch mag medewerken om eene accijns-heffing te bestendigen, daar hij deze belasting beschouwt als (i) onzedelijk, omdat zij uitnodigt tot ontduiking, (ii) verderfelijk, omdat zij in hoge mate drukt op de arbeidende klasse, en (iii) nadelig, daar de opbrengst veel lager zal zijn dan geraamd.' Accijnzen zijn belastingen op het verbruik van bepaalde producten of grondstoffen, die de kostprijs voor de consument verhogen. Er bestonden in die tijd gemeentelijke accijnzen op veel eerste levensbehoeften zoals vis en vlees, azijn, zeep, laken (wol), bier en op 'het gemaal', d.w.z. het laten malen van graan. AJvTvoegt aan zijn betoog nog toe dat hij accijnsheffing, hoewel hij uit een eerder raadsverslag vernam dat de raad daar gunstigover dacht, in strijd acht 'met de billijke verhouding die er moet bestaan tusschen kapitaal en arbeid.' Na dit betoog vraagt niemand meer het woord, en als de voorzitter het voorstel van B&W in stemming geeft wordt het verworpen met acht tegen vijf stemmen. De raad benoemt daarop vijf leden, waaronder AJvT, in een commissie die een voorstel moet doen voor een alternatieve vorm van belastingheffing. AJvT zal niet ontevreden zijn geweest over zijn maiden speech in de Middelburgse raad.
Reeds tien dagen later komt de commissie met een voorstel.54 In plaats van accijnsheffing wordt een heffing voorgesteld op grond van 'het vermoedelijk inkomen der hoofden van huisgezinnen of inwonende personen die eigen middel
52 Midd. Crt., 23 maart 1854.
53 Dit en hetgeen volgt ontleend aan het verslag van die raadsvergadering in Midd. Crt., 6 sep tember 1855.
54 Dit en hetgeen volgt ontleend aan het verslag van de raadsvergadering van 14 september 1855
in Midd. Crt., 15 september 1855.
Spotprent (1862) over de afschaffing van accijnzen op o.a. zeep en brandstof: 'Hoe de goê gemeente in de war raakte toen de minister van financiën van eerste levensbehoeften sprak:
AJvT bereikte in de Middelburgse gemeenteraad al in 1855 dat de gemeentelijke accijnzen werden afgeschaft en vervangen door een belasting opbasis van inkomen met progressief tarief (afbeelding www.collectienederland.nl).
van bestaan hebben: waarbij (jaarlijkse) inkomsten tot f 400 vrij zouden blijven en inkomens daarboven, verdeeld in twintig (!) groepen (schijven, zouden wij tegen woordig zeggen), zouden worden belast met een tarief, variërend van een heffing van f 5,- voor jaarinkomens tot f 500,- tot een heffing van f 500,- voor jaarinkomens boven de f 30.000,-. Een waarlijk progressief voorstel, zowel in fiscaal-technische zin als in de (huidige) politieke betekenis. Het voorstel paste ook wel in de tijdgeest, wat kan worden afgeleid uit het feit dat in 1865, middels een wijziging van de Gemeentewet, gemeentelijke belastingheffingdoor middel van accijnzen geheel verboden werd. De Middelburgse raad besluit dat het voorstel van de commissie met de bijlagen zal worden 'gedrukt en rondgedeeld aan de leden', en dat er in de raadsvergadering van 24 september 1855 over zal worden gestemd. In die vergadering wordt het voorstel 'tot heffing van een hoofdelijken omslag' met twaalf tegen drie stemmen aangenomen.55
Blijkens de verslagen van de raadsvergaderingen in de Middelburgsche Courant voert AJvT regelmatig het woord;56 dikwijls over financiële kwesties, wat niet verbaast gezien zijn ervaring als belastingontvanger. Vaak vraagt hij daarbij aandacht voor de noodzaak en mogelijkheden van bezuiniging op de gemeente-uitgaven. Maar ook andere zaken gaan hem aan het hart. Zo benut hij de behandeling van de gemeentelijke onderwijsbegroting voor een beschouwing over de (te korte) dagelijkse schooluren en de (te lange) vakanties op het stedelijke gymnasium. Wan-
55 Midd. Crt., 25 september 1855, onder 'Laatste Nieuwstijdingen'.
56 Zie Midd. Crt., 27 oktober 1855, 11 oktober en 6 december 1856 en 22 januari 1857.
neer het raadslid Mr. Bijleveld opmerkt dat hij afdwaalt door zich niet te beperken tot de gemeentelijke uitgaven en inkomsten, wijst hij erop - met een juist politiek gevoel - dat de behandeling van de begroting de enige geschikte gelegenheid oplevert 'om over de onderwerpen zelven te spreken, welke handelwijze ook bij de provinciale staten en de kamer der staten-generaal wordt gevolgd', waarin de burgemeester hem overigens bijvalt. Voor de lezers van Archief mag ook een klein voorval bij het einde van de raadsvergadering van 8 oktober 1856 niet onvermeld blijven. Burgemeester Paspoort heeft een exemplaar meegebracht van 'eene door hem vervaardigde beschrijving van het raadhuis dezer gemeente, aanvangende met het jaar 1217, welke hij den gemeenteraad aanbiedt om in de boekerijder gemeente te worden opgenomen.' Dit betreft zijn in Archief, jaargang 1856, verschenen 'Bijdrage betrekkelijk het ontstaan en de trapsgewijze uitbreiding der Stad Middelburg in vroegere eeuwen. Met eene kaart'.57 AJvT neemt daarop het woord en verklaart 'in de gelegenheid geweest te zijn om deze hoogstbelangrijke geschiedkundigebijdrage te lezen, dat hij met veel belangstelling deed, waarom hij dan ook namens de gemeenteraad den voorzitter dank betuigt voor dit geschenk.' Kenmerkend voor de interventies van AJvT is dat hij die kennelijk goed voorbereidt, en met gestructureerde opbouw naar voren brengt. Sprekend voorbeeld is de behandeling van een verzoek van de gemeentelijke belastingdienst tot verhoging van de salarissen. Hij heeft in de daarover al langer lopende discussie de conclusie bereikt dat 'iedere gulden, meer besteed voor bezoldiging van ambtenaren bij de plaatselijke geldmiddelen, verspild wordt', en geeft aan dat hij zijn gevoelen zal 'toelichten en verdedigen door a. de wapenen teontzenuwen, die tot zijne be strijding gebezigd zijn, b. eenige voorbeelden aan te halen, en c. de middelen aan te wijzen voor eene zoo wel tijdelijke als duurzame voorziening.'
Hoewel AJvT niet voor al zijn standpunten in de raad (voldoende) gehoor vindt, worden zijn activiteiten toch kennelijk zo op prijs gesteld dat hij in de raadsvergadering van 2 september 1856, waar hij zelf afwezig is, wordt verkozen tot wethouder. In de eerstvolgende vergadering moet AJvT echter melden dit ambt 'uit hoofde zijner zwakke gezondheid' niet te kunnen aanvaarden. Die afnemende gezondheid was enige maanden eerder voor AJvT nog geen beletsel geweest om zich opnieuw kandidaat te stellen als lid van Provinciale Staten van Zeeland, waartoehij in mei 1856 werd verkozen. De vergaderingen van dat colle-
57 Archief, jg. 1856, deel II, 47.
ge zal hij echter maar weinig bijwonen, ook in verband met zijn steeds slechtere gezondheid.
Wanneer AJvT uiteindelijk op 12 juni 1857 is overleden, wordt hij in een 'Necrologie' in de Middelburgsche Courant als volgt getypeerd:58
Bij een regtschapen en minzaam karakter legde hij, niettegenstaande zijne zwakke gezondheid, steeds een buitengewoonen ijzeren naauwgezetheid aan den dag, en verwierf zich daardoor de achting en genegendheid van allen die hem, zoo in zijn openbaar leven als in bijzonderen omgang leerden kennen. Van vele zijden zal het gemis, door zijn overlijden ontstaan, diep worden gevoeld, en in het bijzonder is dit het geval als lid van den gemeenteraad, in welk collegie hij zoo dikwijls met onvermoeide volharding en buitengewone inspanning, al was het dan ook niet altijd met gewenscht gevolg, de belangen der ingezetenen voorstond. Wat in die betrekking aan hem verloren wordt, kan alleen door hen, die eenig begrip hebben van den toestand der gemeente-financien en de wijze waarop zij worden beheerd, met juistheid worden beoordeeld.
Het dagboek
Betekenis
Het belang van dit dagboek is vooral, dat het enig inzicht biedt in de leef- en denk wijze van de 'bovenlaag' van de Zeeuwse samenleving rond het midden van de negentiende eeuw. Mij viel op hoezeer ook in die 'eeuw van de vooruitgang' degenen die tot deze groep behoorden nauw met elkaar verbonden waren door familiebanden. Ook ambten en bestuursfuncties leken telkens te belanden bij leden van die groep - alsof er niets veranderd was sinds het regentendom van de zeventiende en achttiende eeuw. Veranderd was natuurlijk, dat er in de negentiende eeuw verkiezingen bij kwamen kijken voordat een positie kon worden bekleed, maar zolang de kandidaten voor die posities steeds uit dezelfde groep kwamen gaf dat geen echte verandering. Van de auteur van het dagboek, die 'van binnenuit' aan dit systeem deelneemt en ervan profiteert, krijgen we wel enig inzicht hoe deze mechanismen worden ingezet en gebruikt, maar hoeven we geen objectieve of sociologische beschouwing te verwachten van de werking daarvan.
58 Midd. Crt., 16 juni 1857.
Daarnaast is het dagboek van belang vanwege de blik die het biedt in het geloofsleven van AJvT. Op veel plaatsen blijkt zijn diep gevoel van afhankelijkheid van God. Hij gelooft dat heel het leven door God wordt bepaald; zowel positieve als negatieve gebeurtenissen brengt hij in verband met God. Hierin is zijn geloof orthodox te noemen. Anderzijds staat AJvT niet afwijzend (zoals veel streng-orthodoxen wel) tegenover moderne ontwikkelingen in wetenschap en cultuur; sprekend voorbeeld is zijn positieve houding ten opzichte van vaccinatie.59 Waarschijnlijk kunnen we hem daarmee karakteriseren als een orthodox gelovig man van gematigde snit, behorend tot de stroming in de Hervormde Kerk die later de ethische richting zal gaan heten. Dit vindt bevestiging in AJvT's belangstelling voor de Rotterdamse predikant Ds J.J. van Oosterzee (zie dagboek 7 oktober 1853). Tenslotte: een dagboek is een 'egodocument' bij uitstek en mag zich in deze tijd reeds daarom verheugen in belangstelling.60 Met zijn onderhavige inleiding kan dit dagboek worden gezien als een bijdrage aan het invullen van 'Leemten in het historisch onderzoek over Zeeland', zoals aangeduid door hetKoninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en opgesomd in Archief 1984, tot welke leemten ook'biografieën van meer of minder bekende Zeeuwen' worden gerekend.61
Manuscript
AJvT moet in 1845 met zijn 'Aanteekening' zijn begonnen. Hij gebruikte daar voor het Koopmans Zakboek, een in leer gebonden boekje in octavo formaat, met goud op snee, uitgebracht door de firma E. Meijer Hz., Fabriek en Magazijns van Kantoorbehoeften te Amsterdam, Rotterdam en Brussel, dat hij rond dat jaar zal hebben verworven.
Het bevat circa 180 gelinieerde pagina's, waarvan 141 beschreven met de dagboekaantekeningen. De dagboekaantekeningen werden voorafgegaan door een verjaardagenkalender (hier opgenomen als Aanhangsel I). Daarna noteerde AJvT op een aantal (hier niet opgenomen) pagina's jaarlijks het gewicht van de gezinsleden, een lijst genaamd 'huur meiden' met de naam en tijdstip van indiensttreding van de dienstboden van de familie en bedragen (veelal uitgedrukt in 'pond'), en een pagina met daarop de belangwekkende tekst "Een riem gewoonschrijfpapier
59 Dagboek 9 juli 1847 en 6 februari 1851.
60 Men zie de rijke website van het Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis, www. egodocument.nl.
61 Archief 1984, p. XXV.
Het 'Koopmans Zakboek' waarin AJvT zijn dagboekaantekeningen noteerde, met voorin een afstandstabel Nederland met afstanden in vermoedelijk uren gaans (Amsterdam-Haarlem 3,
Middelburg-Rotterdam 21) en een kalender waarin de naam van de maanden de weekdagen middels een vernuftig systeem van verschuifbarepapierstroken
telkens konden worden aangepast (foto 2020, van de bewerker).
houdt 20 boek ieder van 24 vel, en een riem postpapier houdt 160 katerns ieder van zes vel.' Achterin noteerde hij nog een aantal citaten uit door hem gelezen boeken die hij kennelijk behartenswaardig of memorabel vond (hier opgenomen als Aanhangsel II).
Verantwoording
Het transcriberen van deze 'Aanteekening' van Arnout Jacob van Teylingen was in zoverre gemakkelijk dat hij beschikte over een bijzonder regelmatig handschrift en een verzorgd taalgebruik.
Uitgangspunt is geweest om de tekst exact en volledig weer te geven overeenkomstig het manuscript. Op de weinige plaatsen waar de tekst onleesbaar was, is dat aangegeven met[...]. Ook toevoegingen, zoals een weggevallen woord, staan steeds tussen [].
Ik heb in beginsel de spelling aangehouden van het manuscript. AJvT hanteert vrij consequent de spelling Siegenbeek van 1804 - zoals hij die vermoedelijk op school zal hebben geleerd. Spelfouten maakt hij weinig. Enkele daarvan heb ik ten behoeve van de leesbaarheid verbeterd, zoals bijv. het gebruik (dat ook volgens de toen geldende regels echt fout was) van een enkele d in de verleden tijd van bepaalde zwakke werkwoorden ('bereide' inplaats van 'bereidde'). Persoonsvormen
De 'Aanteekening' kenmerkt zich door een zeer regelmatig handschrift en verzorgd taalgebruik, zij het soms in erg lange zinnen (foto 2020, van de bewerker).
eindigend op -d heb ik veranderd in -dt, en omgekeerd 'werdt' in werd. Soms paste ik ook verkeerde naamvalsvormen aan: als AJvT schrijft te hopen dat 'dien bekwamen onderwijzer' op waardige wijze werd vervangen, liet ik de voor de eerste naamval niet correcte n-en weg. Het regelmatig voorkomende gebruik van 'zelf' waar naar moderner spraakgebruik 'zelfs' bedoeld wordt, heb ik ook weer ten behoeve van de leesbaarheid veranderd. Voor het woord enigszins kwam ik diverse varianten tegen, naast het volgens Siegenbeek correcte 'eenigzins' ook eenigsins, -sints of -zints; die heb ik niet veranderd. Evenzo (soms zelfs op eenzelfde pagina) 'tegemoed' en 'te gemoet'.
Namen van maanden en weekdagen, in het manuscript min of meer consequent met hoofdletter, heb ik steeds met kleine letter geschreven in de veronderstelling dat dat voor ons makkelijker leest. De door AJvT in de marge vóór zijn notities vermelde data heb ik in hedendaagse spelling weergegeven. Ten slotte heb ik soms interpunctie gewijzigd of toegevoegd ten behoeve van een betere leesbaarheid: in de tekst van AJvT treft men soms veel zinnen of zinsdelen achter elkaar, slechts gescheiden door komma's; op dergelijke plaatsen zijn komma's soms vervangen door een puntkomma of punt.
Tekst van het dagboek
(nog toe te voegen)
I
Mr. Arnout van Teylingen, ged. 's-Hertogenbosch 22 aug 1751, raad en schepen van 's-Hertogenbosch, controleur der convoyen en licenten, ovl. Leiden 17 dec 1802, zoon van Mr. Diederik Gregorius van Teylingen (1720-1775), raad en president-schepen van 's-Hertogenbosch, ontvanger der convoyen en licenten, en Cornelia Leers (1725-1800), vrouwe van Ameide en Herlaer, tr. Dordrecht 2 feb 1773 Catharina Jacoba de Mey, geb. Leiden 29 dec 1746, ged. ald. (Hooglandsche kerk, get. Mr. Jan Gijsberto de Mey, heer van Lekkerland, en Catharina van Gerwen) 1 januari 1747, ovl. Mijdrecht 16 okt 1821, dochter van Mr. Jacob Jan de Mey (1724- 1769), heer van Streefkerk, raad en schepen te Leiden, en Johanna Rosina Jacoby (1726-1777).
Uit dit huwelijk:
1. Cornelia, volgt IIa;
2. Jacob Jan van Teylingen, ged:s-Hertogenbosch 2 aug 1775 (get. Johanna Josina Jacobij, weduwe van Jacob Jan de Meij, heer van Streefkerk, thans huisvrouwe van Cornelis Pijl), begr. Den Bosch (St. Jan, in de kerk) 20 mei 1777;
3. Christina Arnoldina van Teylingen, volgt IIb;
4. Jacob Jan, volgt IIc
5. Johanna Rosina Cornelia, volgt IId;
6. Diederik Gregorius, volgt IIe
Cornelia van Teylingen, ged:s-Hertogenbosch 2 feb 1774 (get. Mr. Diederik Gregorius van Teylingen, Raad en President-schepen der stad 's Bosch, en vrouwe Cornelia Leers, egtelieden), ovl. Vorden 12 dec 1853, tr. (na o.tr. 's-Hertogenbosch 5 mrt 1794) Hulst (?) Cornelis Henricus de Raadt, geb. Schenkenschans 1770/71, majoor (1823, 1839), commandant van Willemstad (1823), ovl. Zutphen 4 mei 1839, zoon van Geurt de Raadt, ontvanger te Schenkenschans, en Cornelia Hendrika van den Pavort.
Uit dit huwelijk:
1. Arnout de Raadt, ged. Vught 7 of 17 juni 1792 (verm. bij doop erkend door De Raadt), ontvanger (1817), directeur der registratie te Arnhem (1857, 1863), ovl. Arnhem 19 dec 1863, tr. 1• Waardenburg 3 okt 1817 Diderica Maria Vitringa, geb.1784/85, ovl. Velp (Rheden) 22 juli 1839, dochter van Herman Hendrik Vitringa, secretaris van Elburg, lid College van Politie, Finantie en Algemeen Welzijn in Gelderland, lid Nationale Vergadering 1796, lid Hof van Gelderland, lid Wetgevend Lichaam 1799, en Catharina Metta Lucretia van Hoeclum (uit dit huwelijk nageslacht); tr. 2e Rheden 7 nov 1840 Elisabeth Georgine Charlotte von Ammon, geb. 1797, ovl. Brummen 8 jan 1866, dochter van Friedrich Wilhelm von Ammon, majoor in Reg.t 'Kurfürst von Hessen', stichter vrijmetselaarsloge te Wesel en (1803) loge 'Zum hellflammenden Schwert' te Paderborn, auteur van Galerie denkwürdiger Personen, welche in XVL XVII und XVIII Jahrhunderte van der evangelischen zur katholischen Kirche zurück gekehrt sind (Erlangen, 1833), en Aletta Christina von Voss van Sinderen (uit dit huwelijk geen nageslacht);
2. Catharina Jacoba de Raadt, ged. Amsterdam 12 apr 1795 (get. Catharina Jacoba van Teylingen geb. de Mey), ovl. ('Katarina Jacoba Johanna Rosina Gijsberta') Willemstad 30 mei 1825;
3. Christine Arnoldine de Raadt, ged. 's-Hertogenbosch 9 dec 1798 (get. Christina Arnoldina van Teylingen), ovl. Brummen 12 feb 1835;
4. Johannes Cornelis de Raadt, geb. Boxmeer en Beugen 26 jan, ged. ald. 5 apr 1801 (get. Johanna Rosina Cornelia van Teylingen), tijdens tiendaagse veldtocht 1e luitenant (1831), kapitein infanterie (1841; in 1844: gepensioneerd), ovl. Zutphen 14 mei 1844;
5. Diederik Gregorius de Raadt, ged. Bergharen en Hernen 10 aug 1803 (get. Diederik Gregorius van Teylingen), verm. jong ovl.;
6. Jacob Jan de Raadt, ged. Hernen en Leur 31 okt 1805, notaris te Vorden (1836, 1871), ovl. Vorden (Bronckhorst) 21 apr 1871, tr. Vorden 1 sep 1836 Anna Mar garetha Gallée, geb. Vorden 12 dec 1809, ovl. Vorden (Bronckhorst) 20 dec 1874, dochter van Johan Hendrik Gallée, notaris te Vorden, burgemeester van Vorden, en Pieternella Elshoff (uit dit huwelijk nageslacht);
7. Willem Fredrik de Raadt, ged. Wijchen en Leur 20 nov 1808, begr. Nijmegen 20 feb 1810;
8. Johanna Rosina Arnouta de Raadt, geb. Ravenstein 14 juni, ged. ald. 25 juni 1815, ovl. Zutphen 3 apr 1841;
9. Frederika Sophia Wilhelmina de Raadt, geb. Gorinchem 13 mrt 1818 (get. Catharina Jakoba Johanna Rosina Gijsberta de Raadt), ovl. Delft 2 feb 1819;
10. Diederik Gregorius de Raadt, verm. tweeling met voorgaande, ovl. ('0 jaar oud') Gorinchem 21 dec 1818;
11. Fredrika Sophia Diderica de Raadt, geb. Delft 28 aug 1820 (is zij de "Cornelia Diederica Guerdina" de Raadt die wordt vermeld in de notariële akte Alphen a/d Rijn 24 maart 1857 als een van drie "enige rechthebbenden" (erfgenamen) van Cornelia vT en als "meerderjarig, ongehuwd, te Vorden"?).
Christina Arnoldina van Teylingen, ged:s-Hertogenbosch 24 okt 1777 (get. Christine Uylenberg wed: Arnout Leers, vrouwe van Ameyde en Herlaar), ovl. Alphen aan den Rijn 3 feb 1857, tr. 1e (na o.tr. Zoeterwoude 31 dec 1802) Maasbree
6 okt 1803 Gilles Angot, geb. Vassy, dep.t du Calvados (Frankrijk) 6 sep 1778, schout, maire en burgemeester van Leimuiden,Vriesekop en Kalslagen, ovl. Leimuiden 15 mei 1821, zoon van Johann Michael Angot en Lodewica Roger; tr. 2e Leimuiden 21 okt 1823 (getuige o.a. Cornelis Henricus de Raadt) Fredrik Roem, geb. Medemblik 27 sep 1767, chocolade-fabrikeur en tapper (1807) en chichorijfabrikant (1810-1822) te Alkmaar, koopman (1823), ovl. Alkmaar 16 mei 1827, zoon van Pieter Hendriksz. Roem en Albertje Kortlang en weduwnaar van Johanna van Woerden; tr. 3e Ubbergen 17 apr 1829 Peter David du Moulin, geb. Den Haag 1770/71, militair (1829), kapitein der infanterie (1823, 1838), ovl. Beek bij Nijmegen 18 okt 1838, zoon van Anthonij Nicholas du Moulin, kastelein logement 'Maréchal de Turenne' op de Nieuwe Markt in Den Haag, woonde 1773-1800 op h. Hoornwijk (door hem 'Molenwijk' genoemd) bij Rijswijk, en Lois Thornbury en weduwnaar van Wilhelmina Cibilla Oosterhoudt.
Uit het eerste huwelijk:
1. Cecile Louise Christine Angot, geb. 12 feb 1802, ovl. Leimuiden 14 mei 1821, tegelijk met haar vader tijdens het ongeval waarvan vermeld wordt: "Uit het huwelijk van Gillis Angot met Christina Arnoldina van Teylingen werd slechts eene dochter geboren den 12 Februari 1802, zij is gelijktijdig met haren vader op een noodlottige wijze den 14 Mei 1821 in den Rijn verdronken, zij keerden n.l. gezamenlijk huiswaarts, het rijtuig sloeg om en beiden vonden den dood in de golven." Zie het hiernaast afgebeelde overlijdensbericht.
Uit het tweede en derde huwelijk geen nageslacht.
Jacob Jan van Teylingen, geb. 's-Hertogenbosch 26 jan, ged. ald. 2 feb 1780 (get. Jean Gijsberto de Meij, heer van Nieuwlekkerland), koster van de Kruisbroeders kerk te 's-Hertogenbosch (1793, 1802), adjoint-maire van Ravenstein (1811), commies 2e kl. der der convoijen en licenten te Stad Hardenberg (1817), ovl. Vorden 12 mei 1822, tr. (na o.tr. Den Bosch 9 juni; zij wonend te Ravenstein) Ravenstein 27 juni 1810 Anthonia Catharina de Bruijn (de Bruin), geb. Zwolle 3 juli 1790, ovl. Apeldoorn 19 feb 1882, dochter van Hermannus Franciscus de Bruyn, luitenant (1783), kapitein (1797) der infanterie, en Antonia Catharina van Sypesteijn; zij tr. 2e Vorden 6 nov 1829 Cornelis de Jong (voor nageslacht daaruit: zie parenteel Anthonia Catharina de Bruijn (fragment), Bijlage II hierna).
Uit dit huwelijk:
1. een levenloos geboren dochter, geb. Ravenstein 17 jan 1811 (getuigen bij aangifte Maurice Hubert Jean de Bruijn, officier pensionné, en Jean Marcelle Bodenstaf, accoucheur (=verloskundige);
2. Arnout Jacob, volgt IIla;
3. Hermanus Franciscus Antonius van Teylingen, geb. Venebrugge (Stad Hardenberg) 29 juli 1816, adelborst (1831), adelborst 1e kl. (1835), ovl. Amboina (Nederlands Indië) 22 juli 1837;
4. Catharina Jacoba Arnouta Johanna, volgt IIIb.
Arnout Jacob van Teylingen, geb. Oeffelt 24 maart, ged. aldaar (in het ouderlijk huis; get. Catharina Jacoba de Mey wed. Aarnout van Teylingen) 30 maart 1813, adelborst 1e kl. (1829), luitenant-ter-zee 2e kl. (1834), ontvanger rijksbelastingen te Biervliet (1840), Veere (1843) en Oost- en West-Souburg (1845), rentmeester der Kroondomeinen in Zeeland (1848), burgemeester van Oost- en West-Souburg (1852-1853), lid gemeenteraad van Middelburg, lid Prov. Staten van Zeeland, ovl. Oost- en West-Souburg (h. Poelwijk) op 12 juni 1857, tr. 1e Middelburg 6 mei 1840 Jkvr. Henrietta Johanna Cecilia van Doorn, geb. Middelburg 31 aug 1814, ovl. Veere 21 dec 1843, dochter van Jhr. Mr. Anthonij Pieter van Doorn, heer van Koudekerke, president Provinciaal Gerechtshof van Zeeland, en Anna Elisabeth Becius.; tr. 2e Middelburg 1845 Johanna Adriana (Anna) du Buisson Becius, geb. Middelburg 18 mei 1821, ovl. Amsterdam 12 juli 1905, dochter van Mr. Hendrik du Buisson Becius (R.N.L.), secretaris-honorair van Middelburg, lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland, en Wilhelmina Louisa Henrietta van Doorn.
Uit het eerste huwelijk:
1. Anthony Pieter (Anthon) van Teylingen, geb. Biervliet 8 feb 1841, student te Leiden, ovl. Middelburg 17 dec 1862;
2. Jhr. Cornelis Jacob Jan Arnout (Arnout) van Teylingen,167 geb. Biervliet 1 mei 1842, burgemeester van Nieuw- en St. Joosland en Ritthem, lid Provinciale Staten van Zeeland, ovl. Oostkapelle 5 juli 1920, tr. Middelburg 3 juni 1865 Agnes Anna van der Mieden, geb. Middelburg 20 april 1843, ovl. Oostkapelle 24 feb 1934, dochter van Mr. George van der Mieden, heer van Opmeer, en Jkvr. Anna Elisabeth de Jonge (waaruit nageslacht);
Uit het tweede huwelijk:
3. Louiza Diederika (Louize) van Teylingen, geb. Oost- en West-Souburg (h. Welgelegen) 1 okt 1846, ovl. Amsterdam 21 okt1887, tr. Oost- en West-Souburg 20 apr 1877 Ds. Bastiaan van Schelven (R.N.L.), geb. Breda 27 aug 1847, (geref.) predikant te Oost- en West-Souburg 1872, Alkmaar 1877, 's-Hertogen-
167 Verheven in de Nederlandse adel bij K.B. van 24 april 1897.
bosch 1878, Haarlem 1880, Amsterdam 1883, emeritus 1922, president-curator der Vrije Universiteit, ovl. Overveen 4 maart 1928, zoon van Ds. Aart van Schelven en Johanna Maria Maris (waaruit nageslacht);
4. Hendrik Jacob (Henri) van Teylingen, geb. Oost- en West-Souburg (h. Poelwijk) 8 juni 1854, ovl. Middelburg 4 jan 1855.
IIIb
Catharina Jacoba Arnouta Johanna (Cateau) van Teylingen, geb. Ravenstein en ged. ald. (meter Catharina Jacoba de Mey, wed. Arnout van Teylingen) 20 aug 1820, ovl. 1901, tr. Nieuwe-Tonge 28 nov 1844 Gerard de Leeuw, geb. Goes 8 mei 1818, reiziger (1850), portraitschilder (ca. 1850), logementhouder te Deventer (1864), drogist (1874), fotograaf (1879, 1882), geëmployeerde ener stoomwasinrichting (1888), ovl. Arnhem 17 juni 1889, zoon van Johannes de Leeuw, goudsmit, en Helena Agneta Bennewitz.
Uit het eerste huwelijk:
1. Johannis Jacob Jan de Leeuw, geb. Goes 7 jan 1846, expediteur (1882), depothouder te Soest (1893), inspecteur der Zeeuwsch-Vlaamsche Tramwegmaatschappij (1918), ovl. Axel, 12 sep 1918, tr. Amsterdam 17 aug 1882 Eliza Anna Catrina Viëtor, geb. Amsterdam 14 okt 1849, ovl. Terneuzen 16 mei 1939, dochter van Abram Viëtor, draaier, en Eliza Anna Catrina Stoelendraijer (uit dit huwelijk verm. geen nageslacht);
2. Cornelis Hermanus Franciscus Antonius de Leeuw, geb. Goes 7 okt 1847, toneelspeler (1874), kellner (1879), exploitant spaarbankgebouw te Tiel (1897), concierge (1901), kastelein te Zandvoort (1904) en te Breda (1908), ovl. na 1908, tr. Amsterdam 15 okt 1874 Johanna Arnolda Hartmann, geb. Maagdenburg (Pruissen) 26 juni 1856, bioscoopexploitante te Zaltbommel (1914), ovl. na 1914, dochter van Johann Heinrich Hartmann, kleermaker, en Arnolda Berndiena ter Steeg (uit dit huwelijk nageslacht);
3. Dirk Lodewijk de Leeuw, geb. Goes 30 mei 1849, ovl. tussen sep 1859 en 30 mrt 1874;
4. Arnout Jacob de Leeuw, geb. Rotterdam 9 sep 1851, kantoorbediende (1879, 1882), ovl. voor 17 nov 1887, tr. Haarlem 20 apr 1882 Johanna Henrietta Vogelpoel, geb. Haarlem 18 okt 1862, ovl. Johannesburg januari 1927, dochter van Hendricus Philippus Vogelpoel, meubelmaker, en Johanna Star (uit dit huwelijk verm. geen nageslacht); zij tr. 2e Haarlem 17 nov 1887 Abraham Wilhelm van Griethuijsen, koopman;
5. Gerard de Leeuw, geb. Rotterdam 21 aug 1853, kantoorbediende (1885), op 18 aug 1909 wordt bij huwelijk van zijn dochter vermeld dat 'zijn bestaan of verblijf onzeker is', tr. Amsterdam 30 apr 1885 (echtsch. 20 okt 1897) Sophia Elisabeth Anna Putz, geb. Amsterdam 4 mei 1859, ovl. na 18 aug 1909, dochter van Harbert Putz, kantoorbediende, en Sophia Elisabeth Anna Wuijster (uit dit huwelijk nageslacht); zij tr. 2e Amsterdam 22 apr 1898 Gerrit Ringeling, schipper;
6. Antonia Catharina de Leeuw, geb. Rotterdam 14 sep 1855, ovl. Amsterdam 19 okt 1912. Zij had een buitenechtelijke zoon Hermanus Arnoldus de Leeuw, geb. Amsterdam 2 juli 1879 (uit wie nageslacht);
7. Helena Agnetta de Leeuw, geb. Sas van Gent 10 feb 1859, directrice 'Kinderhulp' te Elburg (1925), ovl. Elburg 22 nov 1925 (ongehuwd);
8. Sara Paulina de Leeuw, geb. Amsterdam 29 apr 1861, ovl. Deventer 20 dec 1943, tr. ca. 1890 Johannes Scholten, geb. Deventer 14 juni 1864, in Nederlands Indië te Batavia (o.a. 1893) en Menado (Celebes) (1912), ovl. na 19 okt 1912, zoon van Johannes Scholten, barbier, en Johanna Maneschijn (uit dit huwelijk nageslacht);
9. Pieter Maurits de Leeuw, geb. Deventer 14 feb 1864, sergeant der infanterie (1888), boekhouder (1929), ovl. Tiel 27 juli 1929, tr. Hoorn 16 mrt 1888 Elisabeth Wilhelmina van der Kaaij, geb. Den Haag 1856/57, ovl. Tiel 10 okt 1928, dochter van Arie van der Kaaij en Maria Wagner (uit dit huwelijk nageslacht).
IId
Johanna Rosina Cornelia van Teylingen, ged. 's- Hertogenbosch 3 mei 1782 (get. Petronella Cornelia Haringman geb. de Meij), ovl. Emmerik (D.) 27 apr 1839, tr. Maasbommel 4 maart 1812 Rijk (Richard) van Batenburg, geb. Batenburg 25 mrt 1773, ontvanger der accijnzen (1812), magazijnmeester (1817), ovl. na 3 juli 1844, zoon van Hendrik (Henri) van Batenburg, controleur der accijnzen, en Herman(n)a Wilhelmina (Guillemetta) de Raadt.168
Uit dit huwelijk:
1. Henrij van Batenburg, geb. Batenburg 15 sep 1812, ovl. voor apr 1857;
2. Arnout Jacob van Batenburg, geb. Ravenstein 17 feb, ged. (get. Vrouwe Catharina Jacoba de Meij) aldaar 27 feb 1814, ovl. voor apr 1857);
168 Zij was een zuster van Geurt de Raadt, de vader van Cornelis Henricus de Raadt, zie IIa. De echtgenoten van de beide zusters Cornelia (IIa) en Johanna Rosina Cornelia (IId) van Teylingen waren dus volle neven.
3. Hermanna Wilhelmina Dorothea van Batenburg, geb. Ravenstein 31 aug, ged. aldaar 3 sep 1815 (get. Mejufvrouw Johanna Dorothea van Batenburg), ovl. na 2 mei 1900, tr. Ubbergen 3 juli 1844 Daniël Marius van Leeuwen, geb. Schiedam 11 dec 1815, kapitein ter koopvaardij (1844), fabrikant te Alphen a/d Rijn (1857), ovl. Kampen 12 nov 1895, zoon van Frans van Leeuwen, koopman te Schiedam, en Antoinetta Catharina van Bemmelen (uit dit huwelijk verm. geen nageslacht);
4. Diederik Pieter Gregorius van Batenburg, geb. Middelburg 9 okt 1817, geëmployeerde bij de IJssel Maatschappij (1844), conducteur op de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, won. te Keulen (1857), houthandelaar (1880, 1885), ovl. Leiden 11 juli 1885, tr. Leiden 21 juli 1880 Marieka Toskea Stuur, geb. Den Haag 26 dec 1836, ovl. Kampen 29 aug 1916, dochter van Tjakko Addes Stuur, kantoorbediende, en Antje Houtman, winkelierster (uit dit huwelijk geen nageslacht);
5. dochter, geb. Mijdrecht 14 jan 1819;
6. Cecile Louise Christine van Batenburg, geb. 1822/23, ovl. Keulen 2 mei 1900, tr. ca. 1860 (na 24 apr 1857) Charles Müller (uit dit huwelijk nageslacht).
IIe
Jhr. Mr. Diederik Gregorius van Teylingen,169 geb. 's-Hertogenbosch 20, ged. al daar 23 mei 1784 (St. Janskerk, get. Cornelia Leers, wed.e van Diederick Gregorius van Teylingen), lid Prov. Staten van Zeeland, dir. der registratie en domeinen, ovl. Middelburg 26 nov 1862, tr. aldaar 13 juli 1826 Magdalena Becius, geb. Middelburg 24 sep 1797, ovl. aldaar 14 mei 1859, dochtervan Johan Assuerus Becius, raad en schepen van Middelburg, burgemeester van Oost-Souburg, dir. Commerciële Compagnie, rentmeester-generaal Grafelijke lenen, en Erkenraad Anna Snouck Hurgronje.
Uit dit huwelijk tien kinderen, o.a.:
1. Jkvr. Anna Catharina van Teylingen, geb. Middelburg 28 juli 1827, ovl. aldaar 24 okt 1854;
2. Jkvr. Henriëtta Amoldina van Teylingen, geb. Middelburg 30 sep 1828, ovl. aldaar 18 sep 1878;
3. Jkvr. Adriana Johanna van Teylingen, geb. Middelburg 5 feb 1831, ovl. Gorssel 27 juni 1906, tr. Middelburg 2 mei 1861 Ulbo baron thoe Schwartzenberg
169 Verheven in de Nederlandse adel bij K.B. d.d. 3 Jan. 1836, n°14.
en Hohenlansberg, geb. Leeuwarden 4 apr 1824, contr. dir. belast. te Utrecht, kamerheer i.b.d., ovl. 's-Gravenhage 27 dec 1904, zoon van Georg Frederik baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, schout van Menaldum, grietman, later burgemeester van Menaldumadeel, lid Prov. Staten van Friesland, houtvester, kamerheer i.b.d., en Henriëtta Wilhelmina barones Rengers (uit dit huwelijk nageslacht);
4. Jhr. Arnout Adriaan van Teylingen, geb. Middelburg 23 apr 1832, cadet-korporaal genie, ovl. Middelburg 24 juli 1851;
5. Lodewijk Jacob, volgt IIIc;
6. Jkvr. Christina Antoinetta van Teylingen, geb. Middelburg 16 feb 1835, ovl. aldaar 4 mei 1858;
7. Jkvr. Maria Johanna van Teylingen, geb. Middelburg 12 sep 1836, ovl. aldaar 18 juni 1865;
8. Jhr. Theodorus van Teylingen, geb. Middelburg 17 sep 1838, ovl. aldaar 9 okt 1838;
9. Diederik Gregorius, volgt IIId.
Jhr. Lodewijk Jacob van Teylingen, geb. Middelburg 22 juni 1833, luit.-generaal tit. genie, ovl. Arnhem 17 dec 1918, tr. Breda 16 juli 1862 Charlotte Isabelle van de Wall, geb. Breda 7 apr 1839, ovl. Arnhem 10 mei 1919, dochter van Charles Emile van de Wall en Jeanne Isabelle de Paravicini.
Uit dit huwelijk:
1. Jkvr. Magdalena Henriette van Teylingen, geb. Breda 9 juni 1863, ovl. Zut phen 23 sep 1890, tr. Amsterdam 25 feb 1887 Mr. Herman Johan van Lulofs Umbgrove, geb. Zutphen 1 jan 1862, proc.-generaal Gerechtshof te Arnhem, ovl. Vorden 27 apr1949, zoon van Frederik Hendrik Umbgrove, ontvanger der registratie en domeinen te Goor en te Zevenaar, lid gemeenteraad van Zutphen, en Constantia Margaretha Wilhelmina Lulofs; hij hertr. Velp (Gld.) 5 okt 1893 Jkvr. Wilhelmina Catharina Christina Conradina Brantsen;
2. Jkvr. Jeanne Isabelle van Teylingen, geb. Utrecht 19 juli 1865, ovl. Arnhem 26 sep 1941, tr. Arnhem 24 juni 1913 Louis Gaspard Adrien graaf van Limburg Stirum, geb. Arnhem, h. Lichtenbeek, 9 jan 1865, maj.-commandant der schutterij aldaar, ovl. Arnhem 23 sep 1940, zoon van Mr. Samuel John graaf van Limburg Stirum, jagermeester en kamerheer i.b.d. van H. M. Koningin Wilhelmina, en Marie Henriette Willink en wedr. van 1e Jkvr. Maria Elisabeth Reinira van Suchtelen van de Haare en 2e Albertine Marie barones van Tuyll van Serooskerken;
3. Jkvr. Johanna Adriana van Teylingen, geb. Utrecht 31 aug 1867, ovl. Arnhem 30 nov 1918;
4. Jhr. Mr. Arnout Adriaan van Teylingen, geb. Maastricht 1 feb 1870, griffier kantongerecht te Amersfoort, ovl. Zwolle 16 aug 1917, tr. Zwolle 3 juli 1901 Henriette Catharina Elisabeth Volkiera barones Bentinck van Schoonheten, geb. Zwolle 6 aug 1871, ovl. 's-Gravenhage 12 Juli 1947, dochter van Hendrik baron Bentinck van Schoonheten, ritmeester N.I.L., en Adolphine Marie Caroline Française barones Bentinck tot Nijenhuis (uit dit huwelijk nageslacht).
Jhr. Mr. Diederick Gregorius van Teylingen, geb. Middelburg 3 feb 1841, raadsheer Hoge Raad der Nederlanden, ovl. 's-Gravenhage 31 mrt 1920, tr. Middelburg 1 aug 1867 Jkvr. Elisabeth Marina Schuurbeque Boeye, geb. Middelburg 21 feb 1840, ovl. 's-Gravenhage 5 mrt 1937, dochter van Jhr. Mr. Samuël Schuurbeque Boeye, raadsheer Provinciaal Gerechtshof Middelburg, en Johanna Elisabeth Sprenger.
Uit dit huwelijk:
1. Jkvr. Johanna Elisabeth van Teylingen, geb. Middelburg 7 dec 1868, ovl. Hierden 8 dec 1945, tr. 's-Gravenhage 21 okt 1909 Vilmos Huszar, geb. Boedapest 5 jan 1884, kunstschilder, zoon van Josef Hersz Huszar en Sarolta Fischer;
2. Jkvr. Marie Christina van Teylingen, geb. Middelburg 25 mrt 1870, ovl. aldaar 20 mrt 1879;
3. Jhr. Diederik Gregorius van Teylingen, geb. Dordrecht 27 mei 1873, scheikundige Gem. Gasfabrieken te 's-Gravenhage, ovl. aldaar 17 mrt 1927, tr. 's-Gravenhage 29 mei 1913 Maria Philomena Theresia Sautarel, geb. Haarlem 29 juni 1873, dochter van Hendrik Sautarel, koopman in parapluies en parapluiemaker te Haarlem, en Anna Elisabeth van Lierop;
4. Jhr. Willem Theodoor van Teylingen, geb. Middelburg 6 jan 1880, ovl. aldaar 30 mrt 1880;
5. Jkvr. Levina Jacoba van Teylingen, geb. Middelburg 6 jan 1880, tweeling met voorgaande, ovl. Middelburg 30 mrt 1880.
I
Anthonia Catharina de Bruijn (de Bruin), geb. Zwolle 3 juli 1790, ovl. Apeldoorn 19 feb 1882, dochter van Hermannus Franciscus de Bruijn, luitenant (1783), kapitein (1797), majoor (1823) der infanterie, en Antonia Catharina van Sypesteijn, tr. 1e Ravestein 27 juni 1810 Jacob Jan van Teylingen, geb. 's-Hertogenbosch 6 jan 1788, commies 2e kl. der convoijen en licenten, rentenier (1820), ovl. Vorden 12 apr 1822, zoon van Mr. Arnout van Teylingen, raad en schepen van 's-Hertogenbosch, controleur der convoyen en licenten, en Catharina Jacoba de Mey; tr. 2e Vorden 6 nov 1829 Cornelis de Jong, geb. Broek in Waterland 28 nov (ged. ald. 30 nov) 1794, genees-, heel- en vroedmeester te Vorden (1829), ovl. Doetinchem 18 juni 1859, begr. aldaar (grafsteen nog aanwezig op de Stads- en Ambtsbegraafplaats Doetinchem), zoon van Johannes de Jong en Lijsbeth Slinger.
Voor de drie kinderen uit het eerste huwelijk: zie parenteel Van Teylingen-de Mey (fragment), Bijlage I hiervóór.
Uit het tweede huwelijk:
4. Elisabeth Antonia Catharina de Jong, volgt II;
II
Elisabeth Antonia Catharina (Elize) de Jong, geb Nieuwe-Tonge 18 dec 1830, ovl. na 1874, tr. Doetinchem 20 okt 1856 Mr. Bernardus Lambertus Rudolph Termaat, geb. Doetinchem 19 dec 1827, advocaat (1853), politiecommissaris (1856), substituut-officier van justitie te Amsterdam (1858), ovl. Amsterdam 26 januari 1861, zoon van Geret Christiaan Termaat (ter Maat), gemeentesecretaris van Doetinchem (1827, 1856), curator van de Latijnse school aldaar (1843), en Maria Magdalena Ketjen.
Uit dit huwelijk:
Maria Magdalena Gerarda Christina Termaat, geb. Amsterdam 24 aug 1857, ovl. Utrecht 16 maart 1939, tr. Apeldoorn 15 juli 1880 Ds. Carl Friedrich Gronemeijer, geb. Elberfeld (Pruisen) 20 okt 1838, predikant te Gaast-Ferwoude, Apeldoorn 1868 en Amsterdam 1888, ovl. Utrecht 30 jan 1930, zoon van Carel Gronemeijer en Aleida Janssen (uit dit huwelijk nageslacht).